ECLI:NL:HR:2023:79

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
21/01947
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van verkrachting en diefstal met betrekking tot procesvoering en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 29 april 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van verkrachting (artikel 242 Sr) en diefstal (artikel 310 Sr). De cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten L.E.G. van der Hut en S.W.M. Stevens. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen, waaronder de onvolkomenheid bij de beëdiging van de advocaat-generaal die betrokken was bij de behandeling in hoger beroep, en de vraag of het hof het vonnis van de rechtbank deels kon bevestigen, gezien het ontbreken van het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Daarnaast werd de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster en het bewijsminimum (artikel 342.2 Sv) besproken, evenals de strafmotivering, waarbij de Hoge Raad zich afvroeg of het hof volstond met een strafkorting van zes maanden op de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01947
Datum24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 april 2021, nummer 20-001060-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Namens de verdachte heeft S.W.M. Stevens, advocaat te 's‑Gravenhage, na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde termijn, bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van de advocaatgeneraal die bij de behandeling van de zaak in hoger beroep betrokken is geweest, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2023.