ECLI:NL:HR:2022:1864

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
21/02794
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en bezit kinderporno in Caribische zaak met kennelijk leugenachtige verklaringen

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 20 december 2022, gaat het om de doodslag op een studente op Saba en het bezit van kinderporno. De verdachte werd beschuldigd van moord, doodslag, verkrachting, bedreiging en bezit van kinderpornografische afbeeldingen. Het gerecht in eerste aanleg sprak de verdachte vrij van moord en verkrachting, maar veroordeelde hem voor het bezit van kinderporno. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte als kennelijk leugenachtig moesten worden aangemerkt, wat leidde tot de verwerping van zijn beroep in cassatie. De Hoge Raad wijdde aandacht aan de betekenis van onaannemelijke verklaringen van de verdachte in de bewijsvoering. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de avond van 14 april 2015 seks had gehad met het slachtoffer, en dat het seksueel contact in feite had plaatsgevonden in de vroege uren van 15 april 2015, samen met de dodelijke geweldpleging. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij de oordelen van het hof als toereikend gemotiveerd werden beschouwd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02794 C
Datum20 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 24 juni 2021, nummer H 156/17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben S.F.W. van ’t Hullenaar, advocaat te Arnhem, en J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het tweede cassatiemiddel is schriftelijk toegelicht.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Procesverloop, bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.1
Aan de verdachte is tenlastegelegd – kort gezegd – 1. moord dan wel doodslag, subsidiair dood door schuld, 2. verkrachting, subsidiair seksueel binnendringen bij een persoon die in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, 3. bedreiging, en 4. bezit van kinderpornografische afbeeldingen.
2.1.2
Het gerecht in eerste aanleg heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor het onder 3 tenlastegelegde, de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de verdachte veroordeeld voor het onder 4 tenlastegelegde.
2.1.3
De motivering van de vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde door het gerecht houdt onder meer het volgende in:
“Eindconclusie:
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het Gerecht komen vast te staan dat verdachte op meerdere punten aantoonbaar heeft gelogen. Nu uit het technisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] is komen vast te staan dat sperma van verdachte is aangetroffen in haar anus, staat daarmee vast dat verdachte anale seks heeft gehad met het slachtoffer.
Het Gerecht komt tot het oordeel dat verdachte in de woning van het slachtoffer anale seks met haar heeft gehad in de nacht van 14 op 15 april 2015, tussen 03.00 en 04.00 uur. Immers, de eerste gelegenheid dat verdachte daartoe de gelegenheid had was na zijn vertrek die nacht bij [betrokkene 2] en voordat hij door [betrokkene 6] op straat werd gezien, komend vanuit de richting van de woning van het slachtoffer.
De vraag of sprake is geweest van onvrijwillige seks tussen verdachte en het slachtoffer laat zich niet beantwoorden. Het is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat verdachte en het slachtoffer een (seksuele) relatie hebben gehad, hetgeen een aanwijzing kan zijn voor de onvrijwilligheid van de seks. Gelet op de wijze waarop het slachtoffer is aangetroffen, op haar buik liggend, haar jurk tot boven haar billen omhoog geschoven, gewurgd en met de handen op de rug kan eveneens een aanwijzing zijn van onvrijwilligheid bij het slachtoffer of van dwang of (bedreiging met) geweld.
Hiervoor werd geconcludeerd dat het slachtoffer op het moment van aantreffen minstens een aantal uren dood moet zijn geweest. Hieruit kan worden afgeleid dat er tussen het moment dat verdachte anale seks had met het slachtoffer en het gewelddadig overlijden van het slachtoffer een beperkte tijd heeft gelegen en er mogelijk zelfs een direct verband bestaat tussen de seks en het gewelddadig overlijden.
Het Gerecht kan evenwel niet uitsluiten dat sprake kan zijn van alternatieve scenario’s. Het is zeer wel mogelijk dat verdachte het slachtoffer heeft verkracht en vervolgens om het leven heeft gebracht. Maar het is ook niet geheel uit te sluiten dat verdachte een vorm van (al dan niet vrijwillige) wurgseks met het slachtoffer heeft gehad die uit de hand is gelopen waarbij het slachtoffer onbedoeld en ongewild is komen te overlijden. Maar evenmin is geheel uit te sluiten dat verdachte (al dan niet vrijwillige) seks met het slachtoffer heeft gehad, is weggegaan en vervolgens iemand anders het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Kortom, het Gerecht kan op grond van de feiten en omstandigheden niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte enige handelingen heeft verricht waaruit de onvrijwilligheid van de (anale) seks of de gewelddadige dood van het slachtoffer kunnen worden afgeleid.”
2.1.4
Tegen het vonnis van het gerecht is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring voor het onder 3 tenlastegelegde en de vrijspraak voor het onder 2 tenlastegelegde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag en het onder 4 tenlastegelegde.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is door het hof onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 15 april 2015 op het eiland Saba, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet [slachtoffer] gestranguleerd en/of gewurgd en de zuurstoftoevoer voor [slachtoffer] afgesloten, door:
- de hals van voornoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dichtgedrukt en dichtgeknepen te houden en/of
- een stuk stof om de hals van die [slachtoffer] te slaan en te binden, dit aan te trekken en vervolgens aangetrokken te houden,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Aantreffen slachtoffer [slachtoffer] , haar overlijden en forensische bevindingen
1. Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] (aantreffen stoffelijk overschot [slachtoffer] ), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201507171006.202, onderzoeksdossier Hector AMB, map 1 van 5, p. 65, gesloten en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk Hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 17 juli 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde getuige, zakelijk weergegeven:
Ik geef aan hoe ik [slachtoffer] heb aangetroffen (het Hof begrijpt: op 15 april 2015, locatie slaapkamer woning [slachtoffer] te Saba). Zij lag met haar buik op bed, haar handen waren op haar rug met haar polsen tegen elkaar. Haar handen waren tot min of meer een vuist gebogen. Haar handen waren niet vastgebonden. [slachtoffer] had een jurk aan, die tot haar heup was opgetrokken. Haar onderlichaam was naakt.
2. Een proces-verbaal van bevindingen onnatuurlijke dood, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150416.0920.052.132, onderzoeksdossier Hector AMB p. 15, gesloten en ondertekend door [verbalisant 3] , brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 16 april 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 april 2015 bevond ik mij op dienst. Op voornoemde datum rond 11.08 uur kwam een melding binnen via de hoofdlijn van het Politieburo Saba. Ik hoorde de melder zeggen dat de politie met spoed bij de appartementen van [verbalisant 3] moest komen. De melder gaf door dat er iemand in het appartement ligt welke geen teken van leven gaf. Omstreeks 11.10 uur zijn wij op het adres [a-straat 1] aangekomen. In de kamer zag ik een vrouw welke op haar rug lag. Verder zag ik dat de vrouw een kleurig bloesje (het Hof begrijpt: opgestroopte jurk) aan had en dat haar onderlijf bloot was.
3. Het schouwingsrapport van [betrokkene 8] , arts te Saba, d.d. 15 april 2015, betreft [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1991, te [geboorteplaats ] , onderzoeksdossier Hector AMB p. 19, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde arts, zakelijk weergegeven:
Om 11.00 AM (Hof: op 15 april 2015) kwam er een melding binnen in het ziekenhuis van een lijkvinding. Ik ben naar de plaats delict gegaan. Diverse personen hadden het stoffelijk overschot aangeraakt en van buikligging op rugligging verplaatst. Het lijk is teruggerold naar de waarschijnlijke positie waarin het lijk in eerste instantie is aangetroffen. Het lijk lag (hierna) in min of meer gestrekte positie op de buikzijde, op het bed, met het hoofd in een kussen verscholen. Beide armen waren licht richting de rug gedraaid. De kleding was deels over het lichaam, en verder was het lichaam naakt, geen onderbroek, wel een BH en jurk.
4. Een rapport van het NFI d.d. 21 april 2015, (oorzaak overlijden), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 171, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Malkoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , oud 24 jaren, kan het overlijden goed worden verklaard door verwikkelingen van inwerking van uitwendig mechanisch (samen)drukkend geweld, al of niet in combinatie met stomp botsend geweld op de hals. (manuele strangulatie, ligatuurstrangulatie door verhanging of ligatuurstrangulatie anderszins dan in het kader van verhanging.) Hoewel er geen letsels aan de mond/neus waren, is gezien de houding waarin ze is aangetroffen met het gezicht omlaag in het kussen, een extra component van verstikking door belemmering van de neus/mond niet uitgesloten.
5. Een rapport van het NFI d.d. 6 juli 2015, (sjaal), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 191, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
De sectiebevindingen passen bij een doorgemaakte ligatuurstrangulatie door middel van een sjaal.
De plaats delict
6. Een proces-verbaal van bevindingen, eerste onderzoek PD, (geen braak of worstelingsporen), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150416.1700, onderzoeksdossier Hector AMB p. 27, gesloten en ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , respectievelijk opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , nam het volgende waar:
- geen indicatie dat de slaapkamer, woonkamer en keuken doorzocht waren.
- geen indicatie dat er spullen of meubels misplaatst en/of verschoven zijn in de woning.
- geen braaksporen zichtbaar bij de deur en ramen.
- in de woning lagen diverse waardevolle goederen.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, (vest), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201507131027.AMB, onderzoeksdossier Hector AMB p. 31, gesloten en ondertekend door [verbalisant 6] , inspecteur, tijdelijk werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 juli 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op één van de foto's werd op het bed een op een sjaal gelijkend kledingstuk waargenomen. Een (langgerekt) gedeelte van de “sjaal” lag in een rechte lijn in de richting van de hals van het slachtoffer. Het uiteinde zat klaarblijkelijk in het haar van het slachtoffer. Door personeel van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag werd een foto gemaakt van de “sjaal” welke was aangetroffen op het bed. Uit deze foto bleek dat het geen “sjaal” was, maar een “vest”. (fotobijlage 2) Uit deze foto kan worden opgemaakt dat het langgerekte gedeelte één van de mouwen is geweest.
Nadere forensische bevindingen: slachtoffer [slachtoffer] , haar jurk en gebruik GSM
8. Een rapport van het NFI d.d. 6 juli 2015, (tijdstip overlijden), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 192, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Volgens de verklaring van [betrokkene 8] was het lichaam volledig lijkstijf ten tijde van de vinding (Hof: omstreeks 11.10 uur). Dat gebeurt naar schatting rond de 6-12 uren na de dood.
9. Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek Apple Iphone 5C (AAIN470NL) (ten aanzien van laatste telefoongebruik [slachtoffer] ), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20160401.1521, onderzoeksdossier Hector AMB p. 1367, gesloten en ondertekend door [verbalisant 7] , buitengewoon agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 3 augustus 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb onderzoek gedaan naar logbestanden die iets zouden kunnen zeggen over de handelingen die met het toestel (Hof: van het slachtoffer [slachtoffer] ) hebben plaatsgevonden. Uit deze analyse is gebleken dat de applicatie Whatsapp op 15 april (Hof: 2015) om 1.01 uur voor het laatst gebruikt is.
10. Een rapport van het NFI d.d. 1 juli 2015 (alcoholgebruik en drugs), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 194/202, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Er zijn bij toxicologisch onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor aanwezigheid van koolmonoxide, geneesmiddelen, drugs en/of bestrijdingsmiddelen. Volgens de toxicoloog is de gemeten ethanol (alcohol) concentratie in het bloed een concentratie waarbij onder andere een verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming kunnen optreden. Een bijdrage van ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen aan het overlijden van [slachtoffer] kan niet worden geconcludeerd en het overlijden niet worden verklaard.
11. Een rapport van het NFI naar biologische sporen en DNA onderzoek, onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 439, d.d. 24 januari 2017, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. B. Kokshoorn, rapporteur, zakelijk weergegeven:
Bemonstering ZAAC3088NL#05 van de anus van het slachtoffer
Het Y-chromosomale DNA-profiel van [verdachte] matcht met het afgeleide Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in deze bemonstering. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in deze bemonstering.
Hypothese I: De prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in de bemonstering ZAAC3088NL#05 is afkomstig van [verdachte] .
Hypothese II: De prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in de bemonstering ZAAC3088NL#05 is afkomstig van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man.
De resultaten van het vergelijkend Y-chromosomale DNA onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese I waar is, dan wanneer hypothese II waar is.
12. Een rapport van het NFI naar biologische sporen en DNA onderzoek (sperma op jurk), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 439, d.d. 24 januari 2017, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. B. Kokshoorn, rapporteur, zakelijk weergegeven:
Bemonsteringen van de jurk AAGX0502NL
Het autosomale DNA-profiel van [verdachte] RABK7784NL matcht met het autosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering AAGX0502NL#02 van de jurk. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Op basis van de gecombineerde resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek is geconcludeerd dat het DNA waarvan het DNA-profiel matcht met dat van [verdachte] (ten minste gedeeltelijk) afkomstig is van spermacellen.
13. Een rapport van het NFI d.d. 6 juli 2015, (handen), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 162 en 193, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
"De bandvormige afdruk aan de buigzijde van de linker onderarm is consistent met omsnoering, zoals ... bijvoorbeeld een kabelbinder (tiewrap) in het kader van vastbinden... voor het overlijden".
Hypothese I: de armen/polsen zijn niet gebonden /vastgehouden dan wel anders gefixeerd geweest.
Hypothese II: de armen/polsen zijn wel gebonden /vastgehouden dan wel anders gefixeerd geweest.
Antwoord: gezien de foto's van het lichaam bij aantreffen, is hypothese II waarschijnlijker dan hypothese I.
14. Een rapport van het NFI d.d. 6 juli 2015, (sjaal), onderzoeksdossier Hector, Forensisch Dossier, p. 191, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
De sectiebevindingen passen bij een doorgemaakte ligatuurstrangulatie door middel van een sjaal.
Verdachte over seksueel contact met [slachtoffer]
15. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 14 april 2015 in de vooravond, tussen 19.00 en 20.00 uur, seks gehad met [slachtoffer] , in haar woning, op haar bed. Ik ben klaargekomen. Ik ben ongeveer een half uur bij haar gebleven. Ik heb geen seks met haar gehad op 15 april 2015.
De gangen van de verdachte in de vroege ochtend van 15 april 2015
16. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik ben [slachtoffer] weer tegengekomen toen ik uitging, dat was rond een uur of tien (Hof: 14 april 2015, 22.00 uur). Wij waren niet samen, ik was met een vriend. Ik ben wel met een hele groep, waaronder [slachtoffer] , in de auto van [betrokkene 9] (Hof: [betrokkene 9] ) teruggereden. [betrokkene 2] , [slachtoffer] en ik zijn bij het appartement van [slachtoffer] uitgestapt. Dat was rond een uur of één 's nachts (Hof: 15 april 2015). We hebben nog even staan praten en toen heb ik [betrokkene 2] (Hof: [betrokkene 2] ) begeleid naar haar huis. Daar ben ik gebleven, tot ik rechtstreeks van haar huis naar mijn huis ben gelopen. Ik heb geen “short cut” genomen.
17. Een proces-verbaal van horen getuige [betrokkene 2] (vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506121300. [betrokkene 2] , onderzoeksdossier Hector, dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 722, gesloten en ondertekend door [verbalisant 8] , respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 19 juni 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik denk dat wij rond 00.30 of 00.45 (Hof: 15 april 2015) uur bij [slachtoffer] 's huis waren.
18. Een proces-verbaal van horen getuige [betrokkene 2] (vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2015, zaaknummer 2015/23, onderzoeksdossier Hector, dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 675, gesloten en ondertekend door [verbalisant 9] , hoofdagent van politie, werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 april 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 9] (Hof: [betrokkene 9] ) heeft ons omstreeks 00.15 uur (Hof: 15 april 2015) voor de woning van [slachtoffer] afgezet. [verdachte] , [slachtoffer] en ik zijn uit de auto gestapt. Wij liepen naar haar kamer om haar daar te laten. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat hij moest zorgen dat ik veilig thuiskwam. Hierna zijn [verdachte] en ik weggegaan van daar. Wij zijn naar mijn huis gelopen alwaar hij binnenkwam. Wij hebben daar zitten praten voor zeker een goede anderhalf uur.
19. Een proces-verbaal van horen getuige [betrokkene 2] (vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506121300. [betrokkene 2] , onderzoeksdossier Hector, dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 700, gesloten en ondertekend door [verbalisant 10] en [verbalisant 6] , respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 19 juni 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Toen ik samen met [verdachte] de woning van [slachtoffer] verliet ben ik met hem in de richting van mijn woning gelopen. Daar aangekomen heb ik [verdachte] uit beleefdheid mee naar binnen gevraagd. Ik heb eerder verklaard dat [verdachte] rond 2.30 - 03.00 uur bij mij was weggegaan. Ik had geen reden daaraan te twijfelen. Maar zoals ik al eerder verklaard heb, heeft [verdachte] gezegd dat het 4.00 uur was. [slachtoffer] droeg die avond een roze jurk met bloemen.
20. Een proces-verbaal van bevinding betreffende verklaring van getuige [betrokkene 10] , geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506124.202, onderzoeksdossier Hector, dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 508, gesloten en ondertekend door [verbalisant 1] , hoofdagent van het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 24 juni 2015, voor zover inhoudende als bevinding van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 10 juni 2015 werd door mij, verbalisant een getuigenverklaring opgenomen van een vrouw, genaamd [betrokkene 10] . In haar verklaring gaf zij het volgende aan: “Toen we waren aan het praten was [betrokkene 2] (Hof: [betrokkene 2] ) de nacht aan het recapituleren. Zij had gezegd dat [verdachte] samen met haar naar huis was gelopen en dat hij binnen was geweest en dat hij na twee uur was weggegaan. Het was omstreeks 03.00 uur dat [verdachte] was weggegaan. [verdachte] had die dag ook bevestigd dat het zo was gegaan”.
21. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de nacht van 15 april 2015 om 04.00 uur lopend vertrokken van de woning van [betrokkene 2] . Ik ben rechtstreeks van haar huis naar mijn huis gelopen. Toen ik op de trap voor de deur van mijn huis stond zag ik [betrokkene 6] . Ik heb hem gegroet en ben naar binnen gegaan.
22. Een proces-verbaal van horen getuige [betrokkene 6] (ten aanzien aantreffen verdachte op straat om 4 uur 's nachts), geregistreerd onder proces-verbaalnummer, onderzoeksdossier Hector AMB p. 91, gesloten en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 2 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag (Hof: 15 april 2015) werd ik om 03.00 uur wakker. Omstreeks 04.00 uur verliet ik mijn woning om naar school te gaan. Die ochtend was het nog donker buiten en ik was via de weg naar school gegaan. Onderweg kwam ik een medestudent genaamd [verdachte] (Hof: [verdachte] ) tegen. Ik was tussen 4.00 uur en 4.05 uur op school aangekomen. Ik had naar mijn horloge gekeken. Dus ik was [verdachte] 5 à 10 minuten daarvoor tegengekomen. De getuige heeft geschetst waar hij had gelopen en waar hij [verdachte] is tegengekomen. (bijlage 1, p. 101) Hij verklaarde dat hij in de avond de route in de bosschage niet kan nemen want het is daar donker en tevens is er een hek dat na 19.00 uur op slot wordt gedaan.
23. Een proces-verbaal van bevindingen, met foto van route woningen op campus, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150519.1100, onderzoeksdossier Hector VD2, deel 1, p. 30, gesloten en ondertekend door [verbalisant 11] en [verbalisant 2] , respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 20 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Om een duidelijk beeld te krijgen welke route door de getuige [betrokkene 6] precies werd gelopen en waar hij exact [verdachte] had gezien, zijn wij, verbalisant, samen met de getuige deze route gaan lopen. (met fotobijlagen).”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“5.3.1 Inleidend
De inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen dwingt op zichzelf beschouwd niet zonder meer tot het oordeel dat het de handelingen van de verdachte zijn geweest, die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer] . Immers, het verband tussen wat met die bewijsmiddelen in feitelijke zin is komen vast te staan en wat in het bestek van de tenlastelegging met het oog op bewezenverklaring door de procureur-generaal aan het Hof is voorgelegd, is in overwegende mate indirect.
De redengevendheid van die bewijsmiddelen en daarmee de bewijskracht daarvan voor het hierna te vellen bewijsoordeel volgt - zoals in iedere strafzaak - uit hun onderlinge verband en samenhang. Hierna zal die redengevendheid nader worden uiteengezet. Daarbij betrekt het Hof wat door de verdachte daarover (niet) naar voren is gebracht.
5.3.2
De oorzaak van het overlijden van [slachtoffer]
Het lijk van [slachtoffer] is op 15 april 2015 korte tijd voor 11.00 uur aangetroffen. Haar lichaam lag in buikligging op het bed in haar appartement. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat zij door verstikking om het leven is gekomen, waarbij verstikking door manuele strangulatie of ligatuurstrangulatie met behulp van een sjaal de meest aannemelijke hypothese is. Ten tijde van haar overlijden verkeerde [slachtoffer] onder invloed van alcohol.
5.3.3
Alcoholgebruik door [slachtoffer]
Een bloedalcoholgehalte van 0,9 mg/ml in (hart)bloed is gemeten. Het is aannemelijk dat het in die mate onder invloed van alcohol verkeren bij [slachtoffer] een verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming tot gevolg heeft gehad.
5.3.4
De bepaling van het tijdstip waarop [slachtoffer] is overleden
De mobiele telefoon van [slachtoffer] is voor het laatst gebruikt op 15 april 2015 om 01.01. Er is in het geheel geen aanleiding om dat gebruik aan een ander toe te schrijven dan aan [slachtoffer] . Op 15 april 2015 omstreeks 11.10 uur is vastgesteld dat het lichaam volledig was verstijfd. Bij het in aanmerking nemen van de met het intreden van lijkstijfheid in het algemeen gemoeide tijd - een periode van 6 tot 12 uur - is de conclusie gerechtvaardigd dat [slachtoffer] 's dood is ingetreden op 15 april 2015 tussen 01.01 uur en 05.00 uur.
5.3.5
Wat sporen uitwijzen
De verdachte heeft erkend dat hij met [slachtoffer] seksueel contact heeft gehad, in haar woning op het bed waarop zij op 15 april 2015 dood is aangetroffen. Bij dat contact is het gekomen tot een zaadlozing, aldus de verdachte. Deze verklaring vindt verankering in de resultaten van forensisch onderzoek. Immers, onderzoek op de bemonstering van in de anus van [slachtoffer] aangetroffen sporenmateriaal heeft uitgewezen dat daarin sperma van de verdachte is aangetroffen. En onderzoek aan sporen op de door [slachtoffer] gedragen jurk heeft de deskundige tot de conclusie gebracht dat het DNA waarvan het DNA-profiel matcht met dat van [verdachte] (ten minste gedeeltelijk) afkomstig is van spermacellen.
5.3.6
Het samenvallen van het seksueel contact met en het overlijden van [slachtoffer]
Het appartement
De toegangsdeur tot [slachtoffer] appartement vertoonde geen schade, niet aan de binnen- noch aan de buitenzijde daarvan. Het interieur was in ordentelijke staat. Met andere woorden: er zijn geen aanwijzingen dat iemand zich met braak/geweld de toegang tot het appartement heeft verschaft.
Hoe is het lijk van [slachtoffer] aangetroffen
De positie van het lijk van [slachtoffer] laat weinig aan de verbeelding over. Zij lag gestrekt op haar bed, op de buik. Behalve de jurk en een BH was zij naakt. De jurk was tot haar middel omhooggeschoven. Haar armen waren gestrekt, achterwaarts met de handen op de onderrug, de handpalmen naar boven gericht. Ook de benen waren gestrekt. Op het bed, naast het slachtoffer lag een vest. Eén van de mouwen van dat vest was opvallend en aanzienlijk uitgerekt, welke mouw in het haar van het lijk van [slachtoffer] was gewikkeld.
Forensisch onderzoek aan het lijk van [slachtoffer]
Aan het lichaam van [slachtoffer] zijn geen uitwendige letsels of afwijkingen aangetroffen. Meer in het bijzonder: hals, vagina en anus vertoonden geen letsels of afwijkingen. De linker-onderarm vertoonde een door omsnoering ontstane bandvormige afdruk met rode randen aan de buigzijde. De handen van [slachtoffer] zijn waarschijnlijk bij leven achter de rug gefixeerd. In tegenstelling tot wat uitwendig kon worden vastgesteld zijn inwendig wél letsels aangetroffen. Het zijn deze letsels die het mogelijk hebben gemaakt de doodsoorzaak te benoemen, in de kern erop neerkomend dat manuele en/of ligatuurstrangulatie, al dan niet in combinatie met verstikking door smoren de dood hebben veroorzaakt. Een bloedalcoholgehalte van 0,9 mg/ml in (hart)bloed is gemeten, met verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming tot gevolg.
5.3.7
Bewijsmiddelen 15 en 21: kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft in het licht van wat is komen vast te staan gelogen, waar hij zegt (en is blijven zeggen) dat hij met [slachtoffer] in haar woning seksueel verkeer heeft gehad, uitdrukkelijk niet in de nacht van 15 april 2015, maar wel op de avond van 14 april 2015, tussen 19.00 en 20.00 uur.
De gangen van zowel de verdachte als die van het slachtoffer [slachtoffer] zijn door de politie in kaart gebracht.(1) Gebleken is dat [slachtoffer] tussen 19.08 en 19.44 thuis bezoek heeft gehad van medestudenten.(2) Vanaf 19.47 tot 20.07 heeft zij met haar vader getelefoneerd, waarna dat contact van 20.20 tot 20.32 via FaceTime is voortgezet.(3) Ondertussen is [slachtoffer] met een jurk in de weer geweest, en heeft zij tijdens en tussen de twee gesprekken met haar vader door whatsappconversatie gevoerd met [betrokkene 2] en [betrokkene 11] . Nadat zij de jurk had aangetrokken, is haar buurvrouw [betrokkene 12] haar komen helpen met het dichtritsen van de jurk. Vervolgens is zij haar jurk aan [betrokkene 12] en twee andere buren [betrokkene 13] en [betrokkene 14] gaan tonen, waarna zij naar de universiteit is gelopen, waar zij om 20.51 uur arriveerde.(4)
Van de verdachte is bekend geworden dat hij in de middag naar de gym is geweest, dat hij om 19.06 en 19.32 uur via iMessage contact had met [betrokkene 15] ,(5) waarna hij van 19.50 tot 20.00 uur via internet online bankzaken heeft geregeld.(6) Deze kennelijke leugenachtigheid vindt overigens verankering in wat ten aanzien van de door [slachtoffer] gedragen jurk is komen vast te staan. Zij heeft deze jurk eerst op 14 april 2015 kort voor 20.51 uur aangetrokken en gedragen.(7) De op die jurk aangetroffen en tot de verdachte te herleiden spermasporen kunnen daarom niet al op 14 april 2015 vóór dat tijdstip daarop zijn terechtgekomen. Op grond van dit een en ander moet worden geconcludeerd dat het seksueel verkeer van de verdachte met [slachtoffer] moet hebben plaatsgehad op 15 april 2015, in het tijdvak tussen 01.01 uur en 05.10 uur.
Ook op een ander onderdeel heeft de verdachte kennelijk leugenachtig verklaard. Volgens zijn verklaring is hij omstreeks 04.00 over de weg lopend vanaf de woning van de getuige [betrokkene 2] vertrokken naar huis. Uit verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 10] volgt, dat het juist is dat de verdachte de woning van [betrokkene 2] heeft verlaten, echter niet om 04.00 maar omstreeks 02.30-03.00 uur. Voorts verklaart de verdachte dat hij, staand op de trap voor zijn woning de getuige [betrokkene 6] heeft gezien en gesproken, terwijl de getuige [betrokkene 6] hem op een andere plek heeft gezien De plek waar [betrokkene 6] hem heeft zien lopen (ter hoogte van een door hem aangewezen transformatorhuisje) past niet bij de route naar verdachtes appartement, komend vanaf het appartement van [betrokkene 2] , immers die plek is reeds voorbij verdachtes woning. Die plek ligt wél op de weg die voert naar het appartement van [slachtoffer] . Gelet op wat door [betrokkene 6] is verklaard, kwam de verdachte uit de richting van dat appartement.
Het Hof merkt deze verklaringen als kennelijk leugenachtig aan, en het Hof houdt het ervoor dat de verdachte aldus heeft verklaard (en daarbij heeft volhard) om de waarheid te bemantelen dat:
- het moment van het achterlaten van zijn spermasporen op/in en bij [slachtoffer] in rechtstreeks verband staat met het moment waarop hij jegens [slachtoffer] gewelddadige handelingen heeft verricht, waarbij zij het leven heeft gelaten, en
- hij zich omstreeks 04.00 uur lopend op straat bevond, komende van de woning van [slachtoffer] en gaande in de richting van zijn eigen woning.
Het Hof overweegt voorts, dat deze kennelijk leugenachtige verklaringen en wat de verdachte daarmee heeft willen bemantelen niet op zichzelf staan. Daartoe overweegt het Hof het volgende.
De verdachte is in 2015 kort na het misdrijf als studiegenoot van [slachtoffer] meermalen door de politie gehoord, niet als verdachte maar als getuige. Hij heeft bij die gelegenheden geen gewag gemaakt van enig seksueel contact met [slachtoffer] , terwijl hij zich ook overigens sterk op de vlakte heeft gehouden, bezien in het licht van wat door hem in 2017 als verdachte is verklaard.
Pas nadat hij in 2017 als verdachte na een aantal verhoren is geconfronteerd met de hem bezwarende resultaten van forensisch onderzoek, in het bijzonder de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen spermacellen die op grond van DNA-onderzoek tot zijn persoon moeten worden herleid, onthult hij met [slachtoffer] een relatie te hebben gehad. Deze relatie zou zijn begonnen in de maand mei van 2014. Hij typeert deze relatie met zoveel woorden als friends with benefits. In het bestek van die relatie hebben zij naar zijn zeggen veelvuldig contact gehad, ook seksueel. Anders dan deze verklaring van de verdachte over het bestaan hebben van die relatie heeft het in den brede gehouden opsporingsonderzoek niet geleid tot enige verankering, niet van de relatie van friends noch van die benefits. Kan nog in het algemeen met vrucht worden betoogd dat de benefits in de betekenis van seksueel verkeer niet in grote kring bekend plegen te worden, dat is zeer onwaarschijnlijk voor het bestaan hebben van de relatie van friends. Zeker in het ons-kent-ons studentenmilieu waarin de verdachte en [slachtoffer] zich ophielden. Van een bevestiging van een vriendschappelijke relatie tussen hen beiden is, anders dan de verklaring van de verdachte op geen enkele wijze gebleken: niet in de vorm van verklaringen van getuigen noch in de vorm van enig elektronisch verkeer tussen de verdachte en [slachtoffer] , zoals e-mail, iMessage, SMS of anderszins. Verdiepingsvragen die tijdens het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting over de friendship en de benefits aan hem zijn gesteld heeft hij niet (werkelijk) willen of kunnen beantwoorden. Het Hof gaat er daarom van uit dat de verdachte dit verhaal slechts heeft verzonnen, opdat het bij [slachtoffer] aantreffen van tot hun seksueel contact te herleiden sporen in een min of meer reguliere context van friends kon worden verklaard.
Zo bezien laat zich verklaren dat en waarom de verdachte de getuige [betrokkene 2] heeft willen beïnvloeden bij het afleggen van haar verklaringen waar het gaat om het tijdstip van zijn vertrek uit haar woning in die nacht. Immers, als deze getuige zou bevestigen dat de verdachte pas om 04.00 bij haar zou zijn weggegaan, zou er nagenoeg geen figuurlijk licht meer zitten tussen dat - gepretendeerde - uur van zijn vertrek bij haar, en wat door [betrokkene 6] is gezien. Alsdan zou er nagenoeg geen tijd meer resteren tussen dat gepretendeerde tijdstip en de ontmoeting met [betrokkene 6] , met gevolg dat een voor de verdachte onwelgevallig "gat" in de nacht zou zijn gedicht.
De conclusie moet daarom zijn dat de verdachte, toen hij in het licht van aangetroffen sporen niet anders meer kón, een verhaal heeft verzonnen, in de hoop dat daarmee de aanwezigheid van hem uiterst bezwarende DNA-sporen min of meer kon worden verklaard en begrepen. Dat verzonnen verhaal heeft hij vervolgens vergezeld doen gaan van zijn kennelijk leugenachtige verklaringen, met het doel weg te blijven van het feitelijke moment waarop hij met [slachtoffer] seksueel verkeer heeft gehad, welk moment in tijd min of meer samenvalt met het op [slachtoffer] uitgeoefende dodelijk geweld.
5.3.8
Eindconclusie
In het licht van al het voorgaande is de redengevendheid van de bewijsmiddelen nader uiteengezet. Deze bewijsmiddelen bezwaren de verdachte onmiskenbaar. Daargelaten de kennelijk leugenachtige verklaringen, heeft de verdachte overigens een die redengevendheid ontzenuwende verklaring niet willen en/of kunnen geven, niet tijdens het voorbereidend onderzoek en evenmin ter terechtzitting. Dit aspect weegt het Hof mee bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs. Het dossier bevat geen materiaal op grond waarvan de feitelijke gang van zaken rondom de dood van [slachtoffer] verdergaand dan aan de hand van stille getuigen kan worden gereconstrueerd. Dat manco staat echter niet in de weg aan het bewijsoordeel dat met de voor het bewijs nodige genoegzaamheid, buiten redelijke twijfel vast is komen te staan dat het niet een ander dan de verdachte is, die als dader verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] .
Vervolgens ligt de vraag voor of de verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood, of dat zij het slachtoffer is geworden van het subsidiair aan hem verweten scenario (dood door schuld in het bestek van wurgseks). Het dossier bevat weliswaar een aanknopingspunt voor dat scenario, in die zin dat wat is gebleken over seksuele voorkeuren van [slachtoffer] dat scenario in het algemeen en bij vluchtige kennisneming van het dossier (de wijze waarop [slachtoffer] is aangetroffen) niet volstrekt ondenkbaar maken, maar dat aanknopingspunt is voor het vormen van een daarop aansluitend bewijsoordeel niet toereikend. In de gegeven omstandigheden had het op de weg van de verdachte gelegen handen en voeten te geven aan het scenario dat sprake zou zijn geweest van consensuele wurgseks met de dood van [slachtoffer] tot gevolg. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte echter niet afgelegd, integendeel.
Het Hof concludeert dat het de verdachte is geweest die het in de tenlastelegging onder 1. primair omschreven geweld tegen [slachtoffer] heeft uitgeoefend en dat het die handelingen zijn, die haar overlijden tot gevolg hebben gehad. Gelet op wat forensisch onderzoek over de aard van dat gewelddadig handelen heeft uitgewezen kan het niet anders zijn dan dat bij de verdachte bij zijn handelen het opzet op haar overlijden heeft voorgezeten. Voor het aannemen van kalm beraad en rustig overleg biedt de inhoud van het dossier evenwel geen grond, zodat de verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.”
2.2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2021 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“57. Daarentegen blijkt uit het verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter commissaris recentelijk dat hij rond 01.00 uur een bericht van [slachtoffer] had ontvangen, waarna hij naar haar toe is gegaan. Uit andere getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] toen net thuis was, afgezet door cliënt en [betrokkene 2] . Ze heeft even met haar buurmeisje zitten praten en nog wat gedronken en heeft klaarblijkelijk daarna [betrokkene 1] gebeld. [betrokkene 1] is naar aanleiding van bedoeld bericht bij haar langs geweest en heeft seks met haar gehad, volgens eigen zeggen en het aangetroffen DNA.
(...)
71. Niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] (al dan niet per ongeluk) door haar toenmalige vriend, [betrokkene 1] om het leven is gebracht, als gevolg van gewelddadige uit de hand gelopen wurgseks. Het voornoemde is zeer aannemelijk door de volgende feiten en bewijsmaterialen.
72. Het staat vast dat [slachtoffer] en [betrokkene 1] een affectieve intieme relatie met elkaar hadden, waar ze regelmatig ruige seks met elkaar hadden. Dit volgt uit verschillende getuigenverklaringen, verklaringen van [betrokkene 1] zelf, en whatsapp gesprekken tussen het slachtoffer en [betrokkene 1] .
73. Dat [betrokkene 1] onder andere in de (na)middag van 14 april 2015 seks met elkaar hadden. Dit volgt onder meer uit een verklaring van [betrokkene 1] , waarin hij aangaf dat hij seks met [slachtoffer] op die dag had gehad, tussen 18:00 en 20:30 uur op haar kamer. Hij verklaarde dat na de ontmoeting en seks met [slachtoffer] , er nog bloed (menstruatie bloed van [slachtoffer] ) onder zijn nagels zat. Uit nader onderzoek blijkt dat [betrokkene 1] onmogelijk tussen 18:00 en 20:30 bij [slachtoffer] was omdat zij op dat moment bezoek bij haar thuis zou hebben gehad en daarna een facetime gesprek met haar vader zou hebben gehad.
74. Uit de inhoud van een Whats-app bericht, gestuurd rond 17:30 uur door [betrokkene 1] aan [slachtoffer] , blijkt dat hij op dat moment al bloed onder zijn nagels had:
“You’re amazing <3 just walked into the library and my hands are bloodied. Didnt even notice haha. Ppl are prob like ughhhh did he just kill someone”.
Hieruit blijkt dat dat [betrokkene 1] leugenachtig verklaart omtrent het tijdstip van het seksueel contact met [slachtoffer] en dat zijn verklaringen omtrent seks met [slachtoffer] met een korreltje zout moeten worden genomen. Dit valt ook af te leiden uit meerdere verklaringen van [betrokkene 1] over zijn seksleven met [slachtoffer] .
75. Sperma van [betrokkene 1] is middels DNA onderzoek in en rond de vagina van [slachtoffer] aangetroffen.
76. Vier dagen voor de dood van [slachtoffer] (11 april 2014) heeft [slachtoffer] via WhatsApp-berichten haar seksuele wensen/ wurgseks fantasieën aan [betrokkene 1] kenbaar gemaakt:
a. Ze vertelde hem dat ze door hem omgedraaid en voorovergebogen wilde worden, en van achteren gepenetreerd wilde worden, (“ik wil je vieze kleine slet zijn die je vooroverbuigt en mept en omdraait”/ “that u bend over and smack and turn around”.)
b. Dat ze tijdens het seks gewurgd wilde worden (“terwijl je me wurgt.”/ “while you choke me...”
c. Dat ze wilde dat hij haar handen zou vastbinden/vasthouden zodat ze niet zou kunnen bewegen (“...en mijn handen vastbindt (of vasthoudt) zodat ik niet kan bewegen./ ‘..and pin my hands up so i can’t move”).
d. Op diezelfde dag schrijft [betrokkene 1] in verschillende WhatsApp berichten aan [slachtoffer] :
NL: “Ik wil gewoon schreeuwen...of je verkrachten...ik heb liever verkrachten - smiley”.
ENG: Just wanna yellllllllllllll....orrrrrrr rape you.. ..i prefer rape”
77. De voornoemde WhatsApp-berichten zijn voor 3 redenen zeer opmerkelijk:
1. De positie en houding waarin het lichaam/het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op haar bed was gevonden, komt nauwgezet overeen met de beschrijving van haar (wurg)seks fantasieën 4 dagen daarvoor(!) aan [betrokkene 1] . Het meest sprekende detail in verband hiermee is dat er uit het autopsie rapport blijkt dat cliënt door verstikking als gevolg van wurging om het leven is gekomen: in de hals van het slachtoffer werd immers inwendige bloedstortingen vastgesteld, welke bij leven volgens de forensisch patholoog-anatoom waren ontstaan door mechanisch (samen) drukkend geweld (stranguleren), opgeleverd door wurgen.
“Het overlijden kan hiermee goed worden verklaard door verstikking, ten gevolge van bovengenoemd doorgemaakt geweld op de hals”... “Het mechanisch (samendrukkend) geweld (stranguleren) kan zijn opgeleverd door verwurgen (manuale strangulatie)...”
2. Omdat [betrokkene 1] in een verhoor juist aangaf dat ze zeer terughoudend waren bij het seksen, en dat er nauwelijks sprake was van penetratie. De verschillende WhatsApp berichten geeft alles behalve de indruk van terughoudendheid. [betrokkene 1] had duidelijk iets te schuilen door te zeggen dat de seks tussen hem en [slachtoffer] terughoudend was, juist om zichzelf te distantiëren van enig vermoeden van een seksueel gewelddadig delict (motief om zich van ruige/wurg seks te distantiëren). Hij gaf ook aan dat deze terughoudendheid door hun religie kwam, maar uit verschillende getuigenverklaringen blijkt dat [betrokkene 1] een “player’ was die met verschillende meisjes tegelijk seks had. Hieruit blijkt eveneens dat [betrokkene 1] leugenachtig verklaart omtrent zijn seksleven met [slachtoffer] .
3. Uit het autopsierapport blijkt tevens dat er geen letsel aan de geslachtsdelen van [slachtoffer] werd aangetroffen. Hieruit blijkt dat de (wurg) seks die voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, consensueel en vrijwillig was. Uit de WhatsApp berichten met [betrokkene 1] blijkt dat ze vrijwillig wurgseks met hem zou willen hebben. Dit verklaart waarom iemand zonder tekenen van verkrachting door gewelddadige (wurg)seks komt te overlijden; omdat die persoon het zelf wilde.
78. Volgens getuige [betrokkene 3] heeft [slachtoffer] haar ook advies gevraagd over “choking” en vroeg of tijdens ruige seks het normaal is om aan de haren te worden getrokken.
79. Volgens getuige [betrokkene 4] (een vriendin van [slachtoffer] ) hield zij op seksueel gebied van “hairpulling” en “doggystyle’ en dat [slachtoffer] tegen haar had gezegd dat ze fantasieën had om “min of meer” verkracht te worden. Al het voornoemde heeft [slachtoffer] volgens [betrokkene 4] aan haar verteld gedurende de periode dat [slachtoffer] een relatie had met [betrokkene 1] . [slachtoffer] had ook aan [betrokkene 4] verteld dat ze iets heeft gevonden om haar geluiden tijdens seks te dempen. Dit zou volgens [betrokkene 4] iets “fysieks” zijn geweest (vermoedelijk wurgen). Verder vroeg [slachtoffer] aan [betrokkene 4] of pijn na ruige seks normaal is.
80. Volgens getuige [betrokkene 5] (kamergenoot van [betrokkene 1] ) bleef [slachtoffer] regelmatig bij [betrokkene 1] slapen en [betrokkene 5] was op de hoogte dat [betrokkene 1] en [slachtoffer] seks hadden. [slachtoffer] zei tegen [betrokkene 5] dat de seks tussen haar en [betrokkene 1] soms ruig werd en vroeg of dit normaal is.
81. [betrokkene 1] verklaarde tijdens een verhoor dat hij toen [slachtoffer] hem opbelde al aan het slapen was. Dit was volgens hem rond 1.00 uur. Volgens getuige [betrokkene 5] (kamergenoot van [betrokkene 1] ) ging [betrokkene 1] echter iets later naar zijn kamer (rond 1.15 uur). [betrokkene 5] geeft verder aan dat het mogelijk is dat [betrokkene 1] stiekem het huis verliet hierna, aangezien hij dit wel vaker deed. [betrokkene 5] zag [betrokkene 1] in ieder geval rond 5.00 uur (toen [betrokkene 5] wakker werd) uit zijn kamer komen.
82. [betrokkene 1] had aan getuige [betrokkene 5] (zijn kamergenoot) een seks video laten zien waar hij seks heeft met zijn ex-vriendin. Op de video kon [betrokkene 5] duidelijk tweemaal zien hoe [betrokkene 1] zijn ex-vriendin tijdens seks wurgde.
83. Volgens getuige [betrokkene 5] probeerde [betrokkene 1] op 15 april (de dag dat [slachtoffer] dood in haar bed werd aangetroffen) een alibi te zoeken bij hem. Op 15 april was [betrokkene 1] samen met [betrokkene 5] (en enkele andere studenten) thuis. Op een gegeven moment vroeg [betrokkene 1] aan [betrokkene 5] om met hem mee te gaan naar zijn kamer, en deed vervolgens de deur dicht. Toen vroeg [betrokkene 1] aan [betrokkene 5] het volgende:
“If the police interviews you, tell them that at night you had a question, you knocked on my door at 2, 2:30 and 3:00 in the morning. You saw me asleep in bed. Because i am afraid the Saba police will try to frame me”.
Een eensluidende vraag werd volgens [betrokkene 3] ook 2 dagen later (17 april 2015) aan haar en [betrokkene 5] gevraagd.
“The police has cleared me as a suspect, but you guys have to have my back and can you say that you saw me at 2:00, 2:30 and 3:00”.
[betrokkene 1] probeerde dus een alibi veilig te stellen bij 2 getuigen! Waar hij aan zijn kamergenoot ( [betrokkene 5] ) en zijn vriendin (die die avond bij [betrokkene 5] is blijven slapen) verzocht om voor hem te liegen (aanqezien ze beide verklaren dat ze hem tussen in ieder geval 1.00 uur en 5.00 uur juist niet hebben gezien). Het feit dat [betrokkene 1] steeds het tijdstip tussen 2.00 uur en 3.00 uur benadrukt, is ook opmerkelijk. Dit zou kennelijk de tijdspanne zijn geweest in welke hij juist niet thuis was, aangezien hij zo wanhopig voor die tijdspanne een alibi probeert te verzekeren. Dat dit ook de tijdspanne direct nadat [slachtoffer] contact met hem zocht/hem opbelde, is zeer sprekend.
84. Bovendien kan wurgseks gevaarlijk zijn, vooral als de deelnemers onervaren hiermee zijn. Een simpele Google-zoekopdracht laat zien dat dit verreweg niet het eerste geval is van (vermoedelijk) uit de hand gelopen wurgseks. [slachtoffer] was kennelijk voorafgaand aan haar relatie met [betrokkene 1] niet bekend hiermee, aangezien ze advies vroeg aan ruim 3 getuigen ( [betrokkene 4] , [betrokkene 3] en [betrokkene 5] ) over ruige seks en zich af vroeg of bepaalde dingen (zoals pijn en haren trekken) tijdens ruige seks wel normaal is (tijdens haar relatie met [betrokkene 1] ). Derhalve is het ook zeer waarschijnlijk dat ze door uit de hand gelopen wurgseks om het leven is gekomen. Er is bovendien een overvloed aan bewijs en omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid dat [betrokkene 1] degene was met wie zij deze wurgseks had, en niet cliënt.
85. Het feit dat de wijze en positie waarin het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is aangetroffen zeer nauwgezet overeenkomt met haar seksuele wensen die zij in haar WhatsApp bericht aan [betrokkene 1] (4 dagen eerder) had beschreven, het feit dat ze uitdrukkelijk aangaf gewurgd te willen worden door hem, en het feit dat uit het autopsierapport is gebleken dat ze door verstikking als gevolg van wurging is komen te overlijden, wijst op de waarschijnlijkheid dat zij door (uit de hand gelopen) wurgseks met [betrokkene 1] om het leven is gekomen. Het voornoemde wordt verder onderstreept door het feit dat er geen gebruikelijke kenmerken van verkrachting aanwezig waren. Uit het autopsierapport blijkt namelijk dat geen letsel/beschadiging aan haar geslachtdelen is aangetroffen.
86. Het feit dat [betrokkene 1] ook aangaf haar te willen verkrachten (duidelijk sprake van verkrachtingsfantasieën en ruige gewelddadige seks fantasieën wederzijds) bevestigt dit verder. Het sperma van [betrokkene 1] is bovendien in haar vagina aangetroffen. Het feit dat [betrokkene 1] aangaf ook eerder op die dag seks met haar te hebben gehad maakt het niet minder waarschijnlijk dat ze ook in de vroege uren van 15 april (kennelijk tussen 1:15 uur en 5:00 uur) weer seks hebben gehad.
87. Vooral gezien het feit dat [slachtoffer] contact zocht met [betrokkene 1] die nacht nadat ze werd af gezet door haar vriendinnen en [verdachte] . Het is verder ook waarschijnlijk dat wurgseks tot de dood kan lijden, vooral wanneer de deelnemers niet deskundig zijn op dit gebied. Uit getuigenverklaringen valt in ieder geval af te lijden dat [slachtoffer] (in ieder geval voorafgaand aan haar seksuele relatie met [betrokkene 1] niet ervaren was met ruige seks, laat staan wurgseks, waardoor de kans op mislukte wurgseks groot is.
88. Tenslotte legt [betrokkene 1] leugenachtige verklaringen af en probeert getuigen te overhalen en beïnvloeden om hem een alibi te verschaffen.
89. Naar aankleding van alle voornoemde omstandigheden, feiten en bewijsmaterialen, kan worden geconcludeerd dat er een overvloed aan bewijs aanwezig is dat er sprake was van een alternatief scenario: de waarschijnlijkheid dat [slachtoffer] door [betrokkene 1] door middel van uit de hand gelopen wurgseks om het leven is gekomen, tussen 1:15/1:30 en 5:00uur; een tijdspanne waarin [betrokkene 1] niet overtuigend voor kan verantwoorden (en waarin hij uitdrukkelijk een alibi probeert te verzekeren).
90. Client had daarentegen wel een echt alibi tussen de tijd dat hij en [betrokkene 2] [slachtoffer] thuis hebben afgezet (omtreeks 1:30 uur) en de tijd dat hij het huis van [betrokkene 2] verliet (omstreeks 4 uur). Toen was cliënt immers op bezoek bij [betrokkene 2] . [betrokkene 2] verklaart dat het even heeft geduurd voordat zij aankwamen bij haar thuis, aangezien ze onderweg twee keren waren gestopt om te rusten, omdat [betrokkene 2] erg moe was en zelf aan het trillen was. Ze moest immers op een muurtje gaan zitten. Toen zij bij haar thuis aankwamen geeft [betrokkene 2] aan dat ze ongeveer anderhalf uur op onder andere haar bank bleven praten. Toen [verdachte] wegging was het volgens [betrokkene 2] tussen 2:30 uur en 3:00 uur. De exacte tijd kan [betrokkene 2] niet met zekerheid aangeven omdat zij zelf aangeeft dat zij geen horloge had.
91. [verdachte] verklaart dat hij omstreeks 4.00 uur het huis van [betrokkene 2] verliet. Aangezien [betrokkene 2] niet met zekerheid aan kan geven wanneer [verdachte] wegging en zelf aangeeft dat ze niet naar de tijd keek, kan ervan uit worden gegaan dat dit ook later had kunnen zijn. [betrokkene 2] gaf die avond ook aan erg moe te zijn, waardoor (vooral gezien het tijdstip) haar “gevoel” omtrent hoe laat het was toen [verdachte] vertrok temeer niet met zekerheid kan worden gevolgd. [betrokkene 2] gaf ook zelf aan ze “heel slecht” is in het schatten van tijden: “..daar ben ik vanaf kind heel slecht in”. [betrokkene 2] verklaringen omtrent hoe laat [verdachte] was vertrokken zijn dus onbetrouwbaar.
92. Aangezien cliënt aangaf dat hij omstreeks 4.00 uur is vertrokken en ook omstreeks 4.00 uur door een getuige [betrokkene 6] tegenkwam op straat, kan worden geconcludeerd dat het waarschijnlijker is dat [verdachte] inderdaad rond die tijd is vertrokken. Het duurt immers maar een paar minuten van [betrokkene 2] huis naar het huis van cliënt. De mogelijkheid dat [verdachte] tussen 3.00 uur en 4.00 uur naar [slachtoffer] is gegaan, haar heeft verkracht en vermoord of met haar uit de hand gelopen wurgseks had, is dus zeer onwaarschijnlijk.
93. Deze mogelijkheid steunt met name op de door haarzelf toegegeven onbetrouwbare verklaringen van [betrokkene 2] . Dit is verder ook gebaseerd op het feit dat [verdachte] door getuige [betrokkene 6] is gespot in de buurt van de woning van [slachtoffer] , maar tegelijktijdig ook in de buurt van zijn eigen woning. In de buurt van de woning van [slachtoffer] is immers ook “in de buurt” van zijn eigen woning, aangezien [verdachte] in het gebouw naast het gebouw van [slachtoffer] woont. Client is niet bijvoorbeeld uit het gebouw van [slachtoffer] komen lopen, volgens [betrokkene 6] , waardoor niet overtuigend kan worden bewezen dat hij tussen 3.00 uur en 4.00 uur bij [slachtoffer] was.
94. Het feit dat [verdachte] sperma in de anus van [slachtoffer] is aangetroffen bewijst evenmin overtuigend dat hij haar tussen 3.00 uur en 4.00 uur heeft verkracht. Client gaf namelijk aan dat zij een heimelijke puur seksuele relatie met elkaar hadden en dat zij eerder de dag daarvoor (14 april 2015) seks hadden. Het feit dat niemand toentertijd hiervan afwist is daarom ook begrijpelijk. Na de dood van [slachtoffer] ging wel opeens de roddel rond dat ze een heimelijke relatie met elkaar hadden.
95. Kortom, cliënt dient te worden vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, omdat er niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat cliënt zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt en bovendien is er een overduidelijk alternatief scenario denkbaar.”
3. Voorafgaande beschouwing over het bij het oordeel over de bewezenverklaring betrekken van een onaannemelijke of onwaar gebleken verklaring van de verdachte
3.1
De rechter kan bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, betekenis toekennen aan de omstandigheid dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd die onaannemelijk is of onwaar is gebleken. Dit kan op verschillende wijzen vorm krijgen.
3.2.1
Voor de motivering van het bewijsoordeel in strafzaken kan, naast de opsomming of de aanduiding van de gebruikte bewijsmiddelen, ook de bewijsredenering van de rechter van belang zijn. In de loop van de jaren heeft de bewijsredenering een meer belangrijke plaats gekregen in het geheel van de bewijsmotivering.
3.2.2
In de rechtspraak van de Hoge Raad komt tot uitdrukking dat bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, in bepaalde gevallen betekenis kan toekomen aan de omstandigheid dat een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een – in het licht van het tenlastegelegde – relevante omstandigheid is uitgebleven. Gewezen kan bijvoorbeeld worden op de rechtspraak waarin tot uitdrukking komt dat het uitblijven van een aannemelijke verklaring voor het voorhanden hebben van gestolen goederen, van betekenis kan zijn voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022). Genoemd kan ook worden de rechtspraak over gevallen waarin een verdachte het hem tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die niet met een bewezenverklaring zou stroken (een alternatief scenario). Als de rechter in zo’n geval tot een bewezenverklaring komt, moet hij in beginsel die aangedragen alternatieve gang van zaken weerleggen. Dat kan onder meer door te overwegen dat en waarom de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld dan wel dat en waarom de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht (anderszins) niet aannemelijk is geworden. (Vgl. HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359.)
3.2.3
De rechter kan bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, ook de omstandigheid betrekken dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden. Het gaat daarbij om een vorm van het in de beoordeling betrekken van de procesopstelling van de verdachte die tot op zekere hoogte verwant is aan het onder 3.2.2 besproken toekennen van betekenis aan het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een – in het licht van het tenlastegelegde – relevante omstandigheid.
De op dit punt relevante rechtspraak van de Hoge Raad houdt in dat de weigering om een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op artikel 29 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 lid 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, niet tot het bewijs kan bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel wel in aanmerking nemen dat de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven. (Vgl. onder meer HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97.)
3.2.4
In voorkomende gevallen kan het afleggen door de verdachte van een onwaar gebleken verklaring worden beschouwd als het geven van een lezing die als onaannemelijk of ongeloofwaardig heeft te gelden, of worden gelijkgesteld aan het uitblijven van een aannemelijke verklaring, zodat ook aan het afleggen van een onwaar gebleken verklaring betekenis kan toekomen bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard. In deze gevallen neemt de rechter de bewezenverklaring aan op grond van andere bewijsmiddelen dan die verklaring van de verdachte. Het afleggen van een onwaar gebleken verklaring betreft dan een omstandigheid die in de bewijsredenering van de rechter van belang is voor de redengevende betekenis die in het concrete geval aan de gebruikte bewijsmiddelen kan worden toegekend, en om die reden in de bewijsmotivering wordt betrokken.
3.2.5
Van het gebruik als bewijsmiddel van de verklaring die naar het oordeel van de rechter onaannemelijk is of onwaar is gebleken, is in de in 3.2.1-3.2.4 bedoelde gevallen geen sprake.
3.3.1
Daarnaast is het niet uitgesloten dat de rechter, onder de hierna te noemen voorwaarden, een onwaar gebleken verklaring van de verdachte als bewijsmiddel gebruikt. In de rechtspraak van de Hoge Raad wordt in dit verband gesproken van een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte.
3.3.2
De rechtspraak van de Hoge Raad hierover houdt het volgende in. Het moet gaan om een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te verhullen. Het oordeel dat van zo’n verklaring sprake is, moet voldoende grondslag vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in een of meer andere voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen. Tot deze andere bewijsmiddelen kunnen echter niet worden gerekend bewijsmiddelen die verklaringen van de verdachte zelf inhouden, dan wel verklaringen van andere personen betreffen die alleen weergeven wat de verdachte hun heeft meegedeeld. Ook de omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd over een bepaald punt een verklaring te geven, kan niet mede ten grondslag worden gelegd aan het oordeel dat de voor het bewijs gebruikte verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te verhullen. (Vgl. HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:467.) Deze rechtspraak heeft overigens niet zonder meer betrekking op gevallen waarin de onwaarheid van de verklaring zelf het te bewijzen bestanddeel is, zoals bij het doen van valse aangifte of het afleggen van een valse verklaring onder ede (artikel 188 en 207 van het Wetboek van Strafrecht).
3.3.3
Met de formulering dat het moet gaan om een verklaring van de verdachte die “kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te verhullen”, wordt tot uitdrukking gebracht dat het afleggen door de verdachte van een verklaring die onverenigbaar is met de uit een of meer andere gebruikte bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden, in het concrete geval als een voor het aannemen van de bewezenverklaring relevante omstandigheid moet kunnen worden aangemerkt. Dat de verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring heeft afgelegd, kan vooral van belang zijn voor de betekenis die de rechter aan de overige bewijsmiddelen toekent.
3.3.4
Het oordeel dat de bewezenverklaring mede op grond van het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring als bewijsmiddel kan worden aangenomen, moet door de rechter nader worden gemotiveerd. In die motivering moet, mede gelet op wat onder 3.3.2 en 3.3.3 is overwogen, tot uitdrukking komen:
(i) welke door de verdachte afgelegde verklaring of welke onderdelen van die verklaring door de rechter als kennelijk leugenachtig wordt of worden aangemerkt;
(ii) op welke door de rechter vastgestelde feiten en omstandigheden het oordeel berust dat de betreffende verklaring van de verdachte niet alleen onverenigbaar is met die feiten en omstandigheden maar ook als kennelijk leugenachtig – en niet bijvoorbeeld als een vergissing – moet worden beschouwd; en
(iii) wat – los van de omstandigheid dat de feitenlezing van de verdachte naar het oordeel van de rechter niet aannemelijk is geworden – de relevantie is voor de bewijsvoering als geheel en dus voor het aannemen van de bewezenverklaring van de omstandigheid dat de verdachte op een bepaald punt kennelijk leugenachtig heeft verklaard.
3.4
Het voorgaande komt er dus op neer dat het weliswaar niet is uitgesloten een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte als bewijsmiddel te gebruiken, maar dat die bewijsconstructie van bijzondere aard is en alleen is toegelaten als het gebruik van die verklaring voor het bewijs door de rechter in overeenstemming met de onder 3.3.4 genoemde vereisten toereikend wordt gemotiveerd. Terughoudend gebruik van deze bewijsconstructie ligt dan ook in de rede. De rechter die van oordeel is dat een onwaar gebleken verklaring van de verdachte op enigerlei wijze van betekenis is voor de beslissing of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, kan die redenering doorgaans goed op de onder 3.2 besproken wijze in de bewijsvoering betrekken.

4.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

4.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt, kort gezegd, over de verwerping door het hof van het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario. Het tweede cassatiemiddel klaagt, kort gezegd, over het gebruik voor het bewijs van de door het hof als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaringen van de verdachte. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
4.2.1
Het hof is gelet op zijn bewijsvoering uitgegaan van onder meer de volgende vaststellingen. Het slachtoffer is op 15 april 2015 tussen 01.01 uur en 05.00 uur door verstikking om het leven gekomen. Zij is gestrekt op bed aangetroffen, liggend op haar buik, met haar armen achterwaarts gestrekt en de handen op de onderrug. Naast haar lag een vest, waarvan één van de mouwen opvallend en aanzienlijk was uitgerekt. Deze mouw was in het haar van het slachtoffer gewikkeld. In de anus van het slachtoffer is sperma van de verdachte aangetroffen. Ook is op de die avond door haar gedragen jurk sporenmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met dat van de verdachte en dat afkomstig is van spermacellen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte en de getuige [betrokkene 2] het slachtoffer na een avond uitgaan rond 00.30 uur bij haar thuis hebben afgezet en dat de verdachte en [betrokkene 2] vervolgens met zijn tweeën naar het huis van [betrokkene 2] zijn gegaan, waar de verdachte zeker anderhalf uur is gebleven voordat hij weer wegging.
4.2.2
De verdachte heeft verklaard dat hij seks met het slachtoffer heeft gehad in haar woning op de avond van 14 april 2015, tussen 19.00 en 20.00 uur, maar niet in de nacht van 15 april 2015 (bewijsmiddel 15). Daarnaast heeft hij verklaard dat hij op 15 april 2015 omstreeks 04.00 uur het huis van [betrokkene 2] heeft verlaten, dat hij daarbij rechtstreeks naar huis is gelopen, en dat hij toen, staand op de trap van zijn woning, de getuige [betrokkene 6] heeft gezien en gesproken (bewijsmiddel 21).
4.2.3
Het hof heeft, naar aanleiding van deze verklaringen, vastgesteld dat het slachtoffer op de avond van 14 april 2015 tussen 19.08 en 19.44 uur bezoek heeft gehad van medestudenten en dat zij daarna, vanaf 19.47 uur, heeft gebeld met haar vader, eerst via regulier telefonisch contact en daarna via FaceTime. Ook was zij op dat moment in de weer met haar nieuwe jurk, die zij na afronding van haar telefoongesprek met haar vader aan enkele buren toonde, waarna zij naar de universiteit is gelopen, waar zij om 20.51 uur arriveerde. Het hof heeft daarnaast vastgesteld dat de verdachte in de middag van 14 april 2015 naar de gym is geweest, dat hij om 19.06 en 19.32 uur via iMessage contact had met [betrokkene 15] en dat hij van 19.50 tot 20.00 uur online bankzaken heeft geregeld. Op grond van deze en de onder 4.2.1 genoemde vaststellingen is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte – anders dan hij heeft verklaard – niet op 14 april 2015 tussen 19.00 en 20.00 uur seks kan hebben gehad met het slachtoffer, dat de spermasporen van de verdachte die zijn aangetroffen op de jurk van het slachtoffer afkomstig moeten zijn van ná dat tijdstip, en dat het seksueel verkeer tussen de verdachte en het slachtoffer moet hebben plaatsgevonden op 15 april 2015, tussen 01.01 en 05.10 uur.
Het hof heeft verder op basis van getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte niet, zoals hij zelf heeft verklaard, rond 04.00 uur is vertrokken van het huis van [betrokkene 2] , maar omstreeks 02.30-03.00 uur. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de getuige [betrokkene 6] de verdachte rond 04.00 uur heeft zien lopen op een andere plek dan door de verdachte is genoemd en dat de plek die [betrokkene 6] heeft genoemd, op de route ligt die loopt vanaf het appartement van het slachtoffer naar het huis van de verdachte, terwijl het waarnemen van de verdachte op de door [betrokkene 6] genoemde plek niet past bij de door de verdachte afgelegde verklaring dat hij zonder omweg van de woning van [betrokkene 2] naar zijn eigen huis is gelopen.
4.2.4
Het hof heeft geoordeeld dat de onder 4.2.2 weergegeven verklaringen van de verdachte als kennelijk leugenachtig moeten worden aangemerkt en dat deze zijn afgelegd om de waarheid te verhullen dat (i) de gelegenheid waarbij de verdachte zijn spermasporen heeft achtergelaten bij het slachtoffer, in rechtstreeks verband staat met het moment waarop hij gewelddadige handelingen heeft verricht waardoor zij om het leven is gekomen, en (ii) de verdachte in de nacht van 15 april 2015 omstreeks 04.00 uur van de woning van het slachtoffer kwam en in de richting van zijn eigen huis liep. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de door de verdachte afgelegde verklaringen onverenigbaar zijn met de onder 4.2.3 genoemde, uit de bewijsvoering blijkende feiten en omstandigheden, en dat daarmee niet alleen de door de verdachte gegeven lezing van de gang van zaken in de nacht van 15 april 2015 niet aannemelijk is geworden, maar ook dat de verdachte aldus kennelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd die in samenhang met wat voor het overige uit de bewijsmiddelen blijkt over het verloop van de avond van 14 april 2015 en de nacht van 15 april 2015, relevant zijn voor het aannemen van de bewezenverklaring. Het gaat daarbij in het bijzonder om de dag waarop en het tijdvak waarin het seksueel verkeer tussen de verdachte en het slachtoffer moet hebben plaatsgevonden, waarbij dit contact in de tijd samenvalt met het moment waarop op het slachtoffer dodelijk geweld is uitgeoefend. Dit oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk en – gelet op wat onder 3.3 is vooropgesteld – toereikend gemotiveerd.
4.2.5
Het hof heeft verder bij zijn oordeel over de bewezenverklaring betrokken dat de door het hof als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaringen van de verdachte niet op zichzelf staan, in die zin dat voor het aannemen van de bewezenverklaring mede betekenis toekomt aan de omstandigheid dat de verdachte pas in een laat stadium, toen hij – eerst als getuige en later als verdachte – al een aantal malen was gehoord, een verklaring heeft afgelegd die inhield dat de verdachte en het slachtoffer een heimelijke seksuele relatie onderhielden. Het hof heeft vastgesteld dat die verklaring geen enkele verankering vindt in het uitgebreide opsporingsonderzoek. Daaruit heeft het hof afgeleid dat de verdachte, toen hij in het licht van de hem bezwarende onderzoeksresultaten niet anders meer kon, dit verhaal heeft verzonnen en vergezeld heeft doen gaan van de door hem gedane, onder 4.2.2 genoemde verklaringen om zo weg te blijven van het moment waarop hij seksueel contact heeft gehad met het slachtoffer, waarbij dit contact in de tijd min of meer samenvalt met het moment waarop op het slachtoffer dodelijk geweld is uitgeoefend. Het hof heeft hiermee als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de verdachte aldus geen aannemelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid ontzenuwt van de bezwarende omstandigheden die in de bewijsmiddelen naar voren komen, in het bijzonder waar het gaat om de in het lichaam van het slachtoffer aangetroffen spermacellen die tot de verdachte moeten worden herleid, en dat het ontbreken van zo’n verklaring – ook als het hof de onder 4.2.2 genoemde verklaringen niet als bewijsmiddelen zou gebruiken – meeweegt bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs. Hierin ligt tevens besloten dat naar het oordeel van het hof het door de verdediging geschetste, onder 2.2.4 weergegeven alternatieve scenario, waarbij niet de verdachte maar de vriend van het slachtoffer haar om het leven zou hebben gebracht, niet aannemelijk is geworden. Deze oordelen zijn, gelet op wat onder 3.2 is vooropgesteld, toereikend gemotiveerd.
4.3
De cassatiemiddelen falen.

5.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

6.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2022.