d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"De terzake dienende gedeelten zijn woordelijk weergegeven, de overige delen in samenvatting. De vragen van de interviewer worden aangeduid met V. en de antwoorden van betrokkene met A.
V: Jij bent vandaag gekomen om over iets te praten, waarover kom jij praten?
A: Over mijn stiefvader.
V: Over jouw stiefvader. En wat kom je daar over vertellen.
A: Hij heeft iets bij mij gedaan, wat niet mag, en ik bij hem.
V: Oké. Vertel eerst maar eens, dat hij iets bij jou heeft gedaan, wat niet mag, wat dat is.
A: Hij heeft maar een ding gedaan bij mij, wat niet mag.
V: Hij heeft maar een ding bij jou gedaan, wat niet mag. En wat is dat?
A: Hij heeft over mijn plasser geaaid.
V: Hij heeft over je plasser geaaid. Oké. En waar deed hij dat mee?
A: Gewoon met zijn blote hand.
V: Met z'n blote hand. En wat deed hij dan precies?
A: Gewoon aaien, over m'n plasser.
V: En deed ie, dat over de kleding heen, of onder de kleding?
A: Onder de kleding.
V: Onder de kleding. En wat voor gevoel gaf dat, aan jouw plasser?
A: Kriebelig.
V: Kriebelig.
A: Kriebelt.
V: En hoe lang deed ie dat, dat aaien over jouw plasser?
A: Iets van een halve minuut.
V: Waar was jij, toen hij dat deed, bij jou?
A: Gewoon in zijn huis.
V: In zijn huis. En waar staat zijn huis?
A: In [plaats].
V: In [plaats].
A: [a-straat 1].
V: Oke. En hoe heet jouw stiefvader?
A: [Verdachte].
V: Hoe vaak heeft ie dat gedaan, over jouw plasser aaien?
A: Weet ik niet meer.
V: Dat weet je niet meer. Maar is het een keer gebeurd of vaker dan een keer?
A: Vaker dan een keer.
V: Ja? En je zei, dat ie dat over jouw blote plasser heeft gedaan he? Hoe kan dat, dat je zo bloot was?
A: Hij heeft mijn broek uitgetrokken.
V: En heb jij nog iets onder jouw broek aan?
A: M'n onderbroek.
V: Onderbroek. Wat deed ie daar mee dan?
A: Deed ie ook naar beneden.
V: Deed ie de broek en de onderbroek naar beneden, of deed ie het uit of deed ie het half naar beneden of wat anders?
A: Half naar beneden.
V: Half naar beneden. En toen ie dat bij jou deed hè, stond jij toen of lag jij toen of zat jij toen of wat anders.
A: Ik zat.
V: Jij zat. En waar zat jij dan?
A: Op de bank.
V: Op de bank. En hoe kan ie er dan bij, als jij zo zit?
A: Ik zat naast hem.
V: Jij zat naast hem. Maar, als ik zo zit hè, dan krijg jij mijn broek niet half uit hoor
A: Nee.
V: Hoe ging dat dan?
A: Hij duwde mij op schoot.
V: Hij duwde jou op schoot. Ja, en toen?
A: Toen deed ie m'n broek uit.
V: Toen deed ie je broek uit. En toen?
A: Toen deed ie m'n onderbroek uit. Toen aaide ie over m'n plasser.
V: En toen ie over jouw plasser aaide he, zat je toen bij hem op schoot, of zat je naast hem of zat je ergens anders?
A: Op schoot.
V: Op schoot. En dat gaf een kriebelig gevoel heb jij gezegd.
A:Ja.
V: En dat was, dat je zei, dat [verdachte] bij jou dingen heeft gedaan, die niet mogen. En jij zei mij ook nog, dat je bij [verdachte] dingen had gedaan, die niet mogen he?
A: Ja.
V: Ja. Wat was dat dan.
A: Ik heb hem kusjes op de piemel gegeven.
V: Oké.
A: En Ik heb zo gedaan bij zijn piemel ([slachtoffer] steekt haar rechter hand in de lucht, ze maakt haar vingers krom, en maakt vervolgens een aantal keren een beweging met haar hand, en de kromme vingers, van boven naar beneden).
V: En toen kwam er soms witte vloeistof uit (het hof begrijpt de "V:" als kennelijke verschrijving, waar kennelijk een "A:" bedoeld is).
A: Ja. Je doet dat voor hè, met je hand doe je op en neer. (het hof begrijpt de "A:" als kennelijke verschrijving, waar kennelijk een "V:" bedoeld is).
V: Ja, van boven naar beneden, zo doe je dat voor hè.
A: Ja. Het geeft ook een heel raar gevoel, dan voel je de botten
V: Ja, ja. Zullen we eerst praten, over die kusjes geven?
A: Oké.
V: Of misschien is het wel beter om eerst te vragen, van, hoe vaak is dat dan gebeurd?
A: Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet, nee?
A: Nee.
V: Is dat een keer gebeurd, of is dat vaker gebeurd?
A: Vaker dan een keer.
V: Vaker dan een keer. En gebeurde dat op dezelfde tijden als dat ie bij jou aan je plasser wreef, of was dat weer andere keren?
A: Zelfde keren.
V: Zelfde keren. En waar begon dat dan mee, vertel dat is, als ie dat deed.
A: Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet. Wat moest je het allereerste doen.
A: De broek uit en de onderbroek.
V: Deed je dat bij hem?
A: Nee, dat deed ie zelf.
V: Dat deed ie zelf. En dan?
A: Dan ging ie op de bank zitten.
V: En als ie de broek en de onderbroek uittrok hè tot hoever trok ie die uit?
A: Tot de helft.
V: Tot de helft. Oké, en wat zag je dan?
A: Een piemel.
V: Een piemel. En hoe zag die piemel er uit?
A: Rond en zo lang ongeveer ([slachtoffer] houdt haar handen, ongeveer twintig centimeter uit elkaar, in verticale richting)
V: Zo lang, en nou wijs jij, doe nog eens met jouw handjes. Nee, wat je zag hoe lang ie was.
A: ([Slachtoffer] houdt haar handen wederom, ongeveer twintig centimeter uit elkaar, in verticale richting).
V: Dat vind ik altijd heel moeilijk om te schatten.
A: 5 centimeter.
V: Nee, dat is wel twintig/vijfentwintig centimeter schat ik. Ja, zo groot. Driekwart van jouw gezicht wijs jij aan.
A: Ja.
V: Ja. Die piemel, was zo groot. En welke kant, wees die piemel op?
A: Die kant ([slachtoffer] wijst met de duim, van haar rechter hand, naar, voor haar, de rechter kant).
V: En nou wijs je met je naar de regiekamer hè. Zo ([...] wijst met de duim van haar linker hand naar, voor haar de linker kant).
A: Ja, die kant op ja ([slachtoffer] wijst wederom met de duim, van haar rechter hand, naar voor haar, de rechter kant).
V: Hoe wist jij, dat je kusjes moest geven, op die piemel.
A: Dat vroeg ie.
V: Hoe vroeg ie dat dan aan jou?
A: "Durf jij ook een kusje er op te geven?"
V: En wat zei je toen?
A: Weet ik niet.
V: En toen?
A: Verder weet ik niet meer.
V: En heb je ook een kusje op de piemel gegeven?
A: Ja.
V: Ja. Hoe kwam dat, dat je dat deed?
A: Hij vroeg het.
V: En hoe vroeg ie dat?
A: "Durf je wel een kusje op mijn piemel te geven?"
V: Ja ja. En hoeveel kusjes heb je toen gegeven?
A: Een.
V: Een. En wat vond je daarvan?
A: Niet lekker.
V: Niet lekker. Nee?
A: Nee.
V: Wat vond je daar niet lekker aan?
A: Voelde heel raar.
V: Ja. Wat voelde het raar dan?
A: Ik voelde de botten, waar z'n bloed door stroomt. Vind ik een heel raar gevoel. ([slachtoffer] maakt een rillende beweging.)
V: En waar voelde je dat aan. Waar voelde je dat mee?
A: Met m'n lippen.
V: Met je lippen. Hoeveel kusjes had je erop gegeven?
A: Een.
V: Eentje. Ik had het al gevraagd, en ik wist het niet meer. En was dat een grote kus, of was dat een korte kus?
A: Een korte.
V: Een korte kus, oké. En waar gaf je die op die piemel?
A: In het midden.
V: In het midden. En toen je dat had gedaan, wat gebeurde er toen?
A: Toen ging ik weer ([slachtoffer] maakt met haar rechter hand, en de vingers gebogen, een op en neergaande beweging, van boven naar beneden.)
V: Toen ging je met je hand er aan. En hoe wist je dat, dat je dat moest doen?
A: Weet ik niet meer.
V: Heb je dat uit je zelf gedaan of zei [verdachte] dat, of deed ie het eerst voor, of wat anders.
A: Uit mezelf.
V: Uit jezelf. En hoe wist je dat zo uit jezelf dan?
A: Dat weet ik ook niet.
V: Dat weet je niet. En wat ging jij toen doen dan, uit jezelf.
A: Weet ik ook niet meer.
V: Je deed dit hè ([...] maakt met haar rechterhand een op en neer gaande beweging). En hoe deed je dat met die piemel?
A: Met de blote hand.
V: Met de blote hand. Oké, en toen maakte je op en neer gaande bewegingen hè, dat deed je zo voor. En hoe lang deed jij dat dan?
A: Iets van tien tellen?
V: Ik weet het niet, want ik was daar niet bij hè? Daarom vraag ik jou dat.
A: Tien tellen of zo.
V: En wat gebeurt er dan met die piemel?
A: Dan gaat dat lijf helemaal boven het puntje, als ik hem omhoog doe. En als het naar beneden gaat, dan wordt het bovenstuk kaal.
V: Dan wordt het bovenstuk kaal. Oké. En gebeurde er verder nog wat met die piemel?
A: Nee.
V: Nee. En wanneer stopte jij daarmee dan?
A: Dat weet ik niet.
V: Stopte je uit jezelf, of zei [verdachte], dat je mocht stoppen of...
A: Uit mezelf.
V: Of iemand anders. Uit jezelf. Je wist al niet meer hoe vaak je dit gedaan had hè?
A: Nee.
V: Nee. Wat gebeurde er nou het eerst. Welke volgorde gebeurde het eerst. Wat was het eerste wat er gebeurde?
A: M'n broek uittrekken.
V: Bij wie?
A: Bij mezelf
V: Bij jezelf. Dus, jouw broek naar beneden.
A: Ja.
V: En begrijp ik jou dan goed, dat [verdachte] eerst aan jouw plasser zat.
A: Ja.
V: En dan jij aan zijn piemel?
A: Ja.
V: Klopt dat.
A: Ja
V: Of was het andersom, want dan mag je me verbeteren hè?
A: Dat klopt.
V: Dat klopt. En altijd in die volgorde of ook wel eens anders.
A: Altijd.
V: Altijd in die volgorde. Dus dan zal ik het nog een keer herhalen. Dan zat [verdachte] eerst bij jou aan de plasser te wrijven, en daarna gaf jij een kusje op zijn piemel.
A: Ja.
V: En dan zat jij aan zijn piemel te trekken?
A:Ja.
V: En hoe kwam dat, dat jij er zo over ging praten?
A: Ik stond, en mijn broertje ging onder de douche, toen zei mijn broertje: "Mama ik heb auw aan de piemel." En toen zegt mama: "Hoe komt dat dan?" "Dat weet ik niet, wil je er een kusje op geven mama". En toen zei mama: "Hoe kom je er bij?." En toen zei mama ook nog: "Moest je dat van iemand eggen, of zo?" "Nee."
V: En toen?
A: Toen was ie klaar met douchen. En toen ging ik onder de douche. En toen deed ik mijn pyjama aan en toen mocht ik nog even op de bank zitten en toen ging ik naar bed.
V: En zijn er nog wel eens anderen, dan [verdachte], die dat bij jou hebben gedaan?
A: Nee
V: Nee.
A: Nee
V: Oké.
V: Jij hebt mij verteld, dat ie met zijn hand, aan jouw plasser zat.
A:Ja.
V: En dat dat kriebelde hè?
A:Ja.
V: En nou wou ik graag even van jou weten, waar kriebelde dat precies, bij jouw plasser?
A: In het midden
V: In het midden. En was dat in het midden aan de buitenkant of aan de binnenkant of iets anders.
A: Hoe bedoel je aan de buitenkant?
V: Nou je plasser, je kunt aan de buitenkant van je plasser zitten, maar je kunt ook aan de binnenkant van je plasser zitten met een hand of met een vinger. En dat weet ik niet, ik was daar niet bij, toen [verdachte] dat deed.
A: Het was aan de buitenkant.
V: Aan de buitenkant.
A: Je bedoelt, er in of gewoon er over.
V: Ja.
A: Er over.
V: Er over. Oké.
V: En je hebt ook helemaal in het begin verteld, dat uit die piemel wit spul kwam hè?
A: Ja, witte vloeistof.
V: Hoe zag dat er uit dan?
A: Heel wittig en een beetje kleverig.
V: En wanneer kwam dat er uit dan?
A: Als ik een paar keer zo deed ([slachtoffer] maakt met haar rechter hand, en de vingers gebogen een op en neer gaande beweging) dan kwam dat er al uit.
V: En waar bleef dat spul dan?
A: Hoe bedoel je?
V: Nou als dat er uit komt, waar kwam dat terecht dan?
A: Op [verdachte] z'n buik.
V: [verdachte] z'n buik.
A: Boven de buik.
V: En wat deed ie daarna met dat spul dan?
A: Bleef ie op de bank zitten en vroeg ie aan mij een doekje en dat deed ik ook. Ik pakte gewoon een blaadje keukenrol, en dan kon ie het zelf."