ECLI:NL:HR:2014:3052

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
13/05339
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1956, heeft in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003 in Hardenberg ontuchtige handelingen gepleegd met [betrokkene 1], die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere veroordeling door het Gerechtshof, waarbij de bewezenverklaring voornamelijk steunde op de verklaring van één getuige, de aangeefster. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling het tweede middel van de verdachte behandeld, dat zich richtte tegen de bewezenverklaring op basis van onvoldoende steunbewijs. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige, zoals vastgelegd in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel waarborgt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en vereist dat de rechter niet tot een bewezenverklaring kan komen als de feiten en omstandigheden die door één getuige zijn gepresenteerd, onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.

De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, met name de verklaring van [betrokkene 2]. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De overige middelen worden verworpen.

Uitspraak

28 oktober 2014
Strafkamer
nr. S 13/05339
ABG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 oktober 2013, nummer 24/002115-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I.A. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring zonder voldoende steunbewijs heeft gebaseerd op de verklaring van één getuige.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003 te Hardenberg, met [betrokkene 1] (geboren [geboortedatum] 1988), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen,
- het vastpakken en betasten van de (ontblote) borsten van die [betrokkene 1] en
- het betasten (over de onderbroek) van de vaginastreek en de binnenzijde van de benen ter hoogte van de vagina van die [betrokkene 1] en/of
- het (daarbij) zeggen tegen die [betrokkene 1] "Je hebt een lekkere dikke kont" en/of "Je hebt lekkere dikke tieten"."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opgenomen in het politiedossier van de regio IJsselland, tactische recherche, met nummer PL04RE 2011026272, pagina 86 tot en met 92, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1988:
Ik wil aangifte doen van seksueel misbruik tegen mijn peetvader [verdachte] in de periode 1 januari 2000 tot en met 1 januari 2003. Hij heeft meerdere malen aan mij gezeten, aanrandingen noemen ze dat dan. Vooral aan mijn borsten, benen, mijn rug, het zogenaamd uitschieten van zijn handen naar mijn vagina waar hij dan "Sorry, mijn hand gleed weg" bij riep. Hij maakte seksuele opmerkingen. Het is begonnen in de periode voordat ik bij mijn ex kwam. Ik was 12 jaar oud toen het voor het eerst gebeurde. Hij kwam bij ons en ging op de bank zitten en ik had op dat moment last van mijn rug. Hij vond dan dat ik bijvoorbeeld koude handen had, of er gestresst uitzag en bood dan aan om mij even lekker te masseren. [verdachte] zei dat ik dan even naar mijn slaapkamer moest gaan en kwam achter mij aan. Daar zou het lekker rustig zijn zodat ik mij goed zou kunnen ontspannen. De eerste keer was op mijn slaapkamer in [a-straat] te Hardenberg. [verdachte] zei dat ik mijn T-shirt en B.H. uit moest doen zodat hij me goed kon masseren. Ik deed dat. Ik ben toen op mijn bed gaan liggen op mijn buik. [verdachte] gaf mij toen een rugmassage, hij zat dan naast het bed of hing over mij heen. Hij gebruikte alleen zijn handen hiervoor, verder geen middelen. [verdachte] maakte seksuele opmerkingen over mijn lichaam tijdens de massage zoals: "Je moet niet klagen over dat je dik bent, je ziet er mooi uit, mensen moeten jaloers op jou zijn. Je hebt een lekkere dikke kont en lekkere dikke tieten". In het begin vond ik de massages echt fijn en ontspannend, later toen hij aan mijn borsten ging zitten vond ik het niet meer fijn en kreeg ik het idee dat hier iets niet klopte. De massages hebben 7 tot 8 keer plaatsgevonden. Vanaf de 3e of 4e keer begon hij ruiger te masseren en ging hij met zijn handen richting mijn borsten en billen. Daarbij schoot zijn hand wel eens een keer uit. Ook kwam het voor dat ik mij weer aan wilde kleden en met ontblote borsten stond, hij mij ineens naar de borsten greep en zei dat ik niet over mijn borsten moest klagen, ze waren harstikke mooi groot. Hij deed dat met twee handen en hij pakte echt volop mijn borsten vast. Hij ging met zijn handen over de zijkant van mijn borsten en masseerde deze mee. Hij probeerde dan ook om zijn handen verder naar voren te drukken, dit lukte niet omdat ik mezelf tegen het matras aandrukte en mijn armen tegen mijn borsten ging aandrukken. Ook ging hij tijdens deze massage mijn benen masseren en ging dan over mijn onderbroek en bovenbroek heen richting mijn vagina. Zijn vingers voelde ik dan over mijn kleding heen langs mijn vaginastreek gaan. Ik zei dat hij daar mee op moest houden, hij reageerde daar niet op. Ik deed mijn benen dan stijf tegen elkaar om dit te voorkomen. Dit is nog 3 of 4 keer gebeurd, daarna heb ik hem gezegd dat ik geen massage meer nodig had, of zei ik dat ik moe was. Die keren waren precies hetzelfde als de keer die ik hiervoor omschreven heb. Bij de laatste keer was ik volgens mij 14 of 15 jaar oud. Alles gebeurde op mijn slaapkamer. Het gebeurde heeft invloed op mijn leven. Ik heb mijn partner [betrokkene 2] in mijn slaap geslagen. Mijn uitleg daarvoor is dat ik dan nog steeds bezig ben met het feit dat ik bang ben dat [verdachte] naar boven komt. Ik zei dan ook in mijn slaap "Blijf van mij af". Dit hoorde ik allemaal van [betrokkene 2]. [betrokkene 2] is hierop verder gaan vragen en toen heb ik het verhaal van [verdachte] aan hem verteld.
2. Een proces-verbaal van terechtzitting d.d. 4 oktober 2013, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [betrokkene 1], ter zitting gehoord als getuige:
Ik heb meerdere keren verklaringen afgelegd in deze strafzaak. Ik heb telkens de waarheid verteld. Mijn vriend en mijn moeder hebben een gesprek gehad met mijn zusje over het misbruik, na de vondst van haar brief. Ik heb toen ook mijn verhaal verteld. Ik wilde toen ook aangifte gaan doen. Ik heb er eerder wel met mijn vriend over gesproken. Ik schopte en sloeg 's nachts van mij af als we samen sliepen. Het misbruik was toen al gestopt en ik wilde het vergeten. Sinds 2004 ben ik samen met mijn vriend [betrokkene 2]. De massages vonden plaats op mijn slaapkamer in Hardenberg, bij mijn moeder. Verdachte kwam regelmatig 's avonds of 's nachts bij mijn moeder thuis. Als ik nukkig was, dan zei mijn moeder tegen verdachte: 'ga jij maar even bij haar kijken'. Dan gebeurde het. Het is als volgt begonnen. Ik had last van rugklachten en mijn moeder opperde dat ik verdachte mijn rug kon laten masseren. Eerst wilde ik dat niet, maar mijn moeder zei dat ik naar boven moest gaan. Ik had mijn (boven)kleding uit. Toen heeft verdachte mij alleen gemasseerd en is er verder niets gebeurd. Daarna masseerde verdachte mij vaker. Ik lag dan op mijn buik. Hij masseerde dan mijn benen en ging steeds verder omhoog, totdat hij bijna mijn vagina raakte. Ik kneep mijn benen bij elkaar. Dat ging telkens zo. Hij zei ook altijd dat ik mooie borsten had en dat ik daar trots op moest zijn. Hij zat dan ook aan mijn borsten. Ik zei er dan wel wat van en dan bood hij zijn excuus aan. Maar het gebeurde vervolgens weer. Ongeveer 4 tot 5 keer ging het verder dan een massage en zat verdachte op een verkeerde manier aan mij.
3. Een proces-verbaal van verhoor in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], opgenomen in het dossier genoemd onder 1., pagina 44 tot en met 47, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [betrokkene 2]:
Ik woon samen met [betrokkene 1]. Wij hebben sinds 21 oktober 2004 een relatie en wonen sinds mei 2009 samen. Vanaf het moment dat we bij elkaar sliepen, na ongeveer drie maanden, weet ik dat er iets is gebeurd tussen [verdachte] en [betrokkene 1]. Als ik mij bijvoorbeeld in bed omdraaide en ik raakte haar aan of ik sloeg een arm om haar heen terwijl ze sliep reageerde ze vreemd. In een schrikreactie sloeg ze dan om zich heen. Hier heb ik wel eens blauwe plekken aan over gehouden. Ik heb haar op een gegeven moment gevraagd waarom ze zo heftig reageerde. [betrokkene 1] vertelde mij toen dat [verdachte] wel eens bij haar op bed lag. Hij ging dan wel eens op een masserende wijze naar plekken op haar lichaam toe waar hij niet aan mocht komen. Hij zat aan haar borsten en de binnenkant van haar benen ter hoogte van haar vagina. Verder vertelde ze dat hij vaak seksistische opmerkingen maakte."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Anders dan bij feit 4 is het hof met betrekking tot het eerste feit op de dagvaarding van oordeel dat de (consistente) verklaringen van aangeefster ([betrokkene 1]) wél steun vinden in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaring van [betrokkene 2]."
2.3.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010: BM2452, NJ 2010/515).
2.4.
Het oordeel van het Hof dat de door de aangeefster gereleveerde feiten en omstandigheden met betrekking tot de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal, meer in het bijzonder in de hiervoor in 2.2.2 onder 3 weergegeven verklaring van [betrokkene 2], is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat de verklaring van [betrokkene 2] wat betreft de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde uitsluitend is gebaseerd op hetgeen de aangeefster hem heeft meegedeeld, en dat die verklaring wat betreft het gedrag van de aangeefster tijdens haar slaap niet zonder meer toereikend is voor het leggen van een verband tussen dat gedrag van de aangeefster en de aan de verdachte verweten ontucht.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2014.