Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft jarenlang seksueel misbruik van een 6-9-jarig meisje door een 40-43-jarige verdachte, die een relatie had met de moeder van het slachtoffer. De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de bewijsminimumvereisten en de vraag of de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in de verklaring van haar moeder. Daarnaast wordt er ingegaan op de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat het slachtoffer aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd, zoals vereist onder artikel 248.2 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging, met uitzondering van de klacht over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twee jaren naar een jaar en elf maanden.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.