Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
5 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 september 2022. De zaak betreft een 40-jarige dansleraar die beschuldigd werd van ontucht met twee meisjes in de leeftijd van 12 tot 16 jaar. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat J. Kuijper cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proportionaliteit van de opgelegde bijkomende straf, een beroepsverbod voor het geven van dansles aan minderjarigen, beoordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de klachten van de verdachte niet gegrond zijn en dat het beroep wordt verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president V. van den Brink, samen met raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.