Conclusie
Nummer23/03178
Inleiding
"werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd"veroordeeld tot dertig dagen gevangenisstraf, waarvan negenentwintig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de teruggave aan de verdachte gelast van € 3.935,-. Ten slotte heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De klacht van het eerste middel
terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg en die gedraging heeft plaatsgevonden in een hulp- en/of zorgverlenend kader waarbij de verdachte een psychisch overwicht had”, onvoldoende en ontoereikend is gemotiveerd, althans dat die motivering onbegrijpelijk is.
Het juridisch kader
“degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd”. [1] Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel kan worden afgeleid dat met deze toevoeging werd beoogd strafrechtelijke bescherming te bieden tegen
“enigerlei vorm van ongewenste seksuele benadering van de zijde van hulpverleners”. [2] Met toevoeging van deze bepaling aan artikel 248 werd beoogd strafbaar te stellen
“het plegen van ontucht door personen werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met personen die zich als patiënt of cliënt aan hun zorg of hulp hebben toevertrouwd”. [3]
“een ieder [zal] begrijpen welke functionarissen zijn bedoeld”. [4] Vellinga merkte op dat
“kern van het werkzaam zijn in de maatschappelijke zorg zal moeten zijn dat het gaat om personen die hulp verlenen aan een ander, en wel in een relatie – de wet spreekt van patiënt of cliënt – die een zeker professioneel karakter heeft. Uit het feit dat het gaat om verlenen van hulp vloeit als vanzelf voort dat de relatie tussen hulpzoekende en hulpbiedende wordt gekenmerkt door een zekere mate van afhankelijkheid van de hulpzoekende van de hulpbiedende. De hulpzoekende vraagt immers om hulp, vertrouwt zich toe aan diens zorg en maakt zich zo tot op zekere hoogte afhankelijk van degene aan wie hij hulp vraagt, zeker wanneer het niet gaat om een incidenteel maar herhaaldelijk contact van de hulpzoekende met de hulpbiedende. Die afhankelijkheid wordt nog versterkt wanneer de hulpbiedende zich daarbij opstelt als professioneel hulpverlener en voor het verlenen van hulp wordt betaald. De hulpbiedende geeft daarmee immers aan dat hij naar een zekere professionele standaard hulp kan bieden, daarmee het vertrouwen wekkend bij de hulpzoekende dat hij deskundig is in het bieden van de gevraagde hulp”. En dat onder ‘maatschappelijke zorg’ zou moeten worden begrepen
“al die zorg die erop is gericht mensen in de maatschappij staande te houden”. [5]
De bespreking van het eerste middel
De klacht van het tweede middel
Het juridisch kader
De bespreking van het tweede middel
“I am a Buddha man”zegt als klanten vragen waar hij vandaan komt. Het proces-verbaal van de verbalisanten houdt in dat zij zagen dat de aangeefster erg emotioneel werd en begon te huilen toen aan haar (ongeveer een maand na het ten laste gelegde) een foto van de verdachte werd getoond. De verklaring van de getuige heeft geen betrekking op het ten laste gelegde, maar betreft een ander incident op 2 mei 2019 waarbij zij door de verdachte werd gemasseerd. Zij verklaart dat zij op een gegeven moment voelde dat hij met zijn handen haar heup masseerde en vervolgens met zijn handen onder haar broek en onderbroek ging, dat de verdachte haar joggingsbroek en onderbroek steeds meer naar beneden deed, dat de verdachte met zijn twee handen een soort driehoek maakte waarbij hij masserende bewegingen maakte en dat de verdachte steeds grotere rondjes maakte met zijn handen en dat hij met zijn beide handen op deze manier meer naar voren ging richting haar vagina en uiteindelijk met zijn handen haar schaamlippen masseerde. Dit duurde volgens haar wel een minuut. Hierbij zei de verdachte:
“Some woman like erotic, i am a Buhda man.”
“I am a Buddha man”bezigt. Van schending van artikel 342 lid 2 Sv is dus geen sprake.