2.3. Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de werkzaamheden van de verdachte als mental coach niet naar hun aard zo in één lijn met de reguliere gezondheidszorg liggen dat sprake is van werkzaamheden in de gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 249 lid 2 sub 3 Wetboek van Strafrecht (Sr), werkzaamheden waarbij degenen met wie de verdachte werkte zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg hadden toevertrouwd. (...) Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen sprake is van ontucht in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr nu aan de mensen die zich tot de verdachte wendden de zorg is geboden waar zij voor kwamen, die in het kader van de begeleiding van verdachte passend en voor alle betrokkenen duidelijk was. Los van de gesprekken die de verdachte met deze mensen voerde, zijn er handelingen uitgevoerd die onderdeel uitmaakten van de behandelmethode, die per persoon verschillend was en afhankelijk waren van de problematiek aldus de raadsvrouw. Deze handelingen hadden volgens de raadsvrouw geen seksuele strekking en daarbij was sprake van duidelijkheid en vrijwilligheid. Tot slot betoogt de raadsvrouw dat er geen sprake was van ontucht, juist omdat de -mogelijk seksueel getinte, of als seksueel ervaren- aanrakingen en massages onderdeel van de begeleiding uitmaakten, vooraf werden besproken en men daarmee instemde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 249, tweede lid onder 3° Sr bepaalt dat strafbaar is: "degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd."
De wettekst en ook de uitleg in de Memorie van Toelichting (MvT, kamerstukken II1988/89,20 930 nr. 3 p.79) geven weinig duidelijkheid over de inhoud van het begrip "werkzaam in de gezondheidszorg of de maatschappelijke zorg".
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 januari 2006 (LJN: AU8074) beslist overeenkomstig de conclusie van advocaat-generaal mr. Knigge, voor zover hier van belang, inhoudende:
De wetgever heeft de activiteiten van uiteenlopende categorieën personen onder het bereik van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gebracht. Het betreft met name verrichtingen die rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en ertoe strekken diens gezondheid te bevorderen of te bewaken.
Niet in de eerste plaats van belang daarbij is wie de desbetreffende handelingen verricht, veeleer is de aard van de verrichte handeling van belang.
Het hof begrijpt hieruit dat niet doorslaggevend is de kwalificatie van de persoon die de desbetreffende handelingen verricht, doch wel de aard van de handelingen die door de desbetreffende persoon worden verricht.
[Slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat ze bij de verdachte terecht kwam in verband met diverse problemen waar zij een oplossing voor zocht en waarbij zij een professionele hulpverlener nodig had. Tijdens hun eerste gesprek vertelde de verdachte haar dat zij op de rand was van een zenuwinstorting en dat haar energie vreselijk buiten verhouding en ongebalanceerd was. De verdachte heeft aangegeven dat hij haar kon helpen.
[Slachtoffer 3] heeft in haar aangifte verklaard dat ze op zoek was naar een therapeut omdat ze over bepaalde dingen in haar leven niet gelukkig was. De verdachte gaf aan dat ze haar leven totaal moest veranderen: ze zou in crisis en gevaar verkeren. Ook werd ze door de verdachte gewaarschuwd.
[Slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op zoek was naar een gesprekspartner bij het nemen van beslissingen en het maken van keuzes en zo bij verdachte terecht kwam. Tevens verklaart hij dat hij enigszins uit balans was. Hij heeft de verdachte gevraagd of hij hem kon helpen bij het organiseren van zijn werk en het maken van keuzes, waarop de verdachte aangaf dat hij dat kon. De verdachte vertelde hem dat hij, [slachtoffer 1], allerlei andere problemen had waar hij eerst aan moest gaan werken, voordat dat andere verhaal aangepakt kon worden.
[Slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat zij op een vervelend punt in haar leven zat toen ze aan de verdachte, op de gemaakte afspraak, over haar situatie vertelde, omdat ze veel dingen had meegemaakt. Haar zusje had schizofrenie ontwikkeld en had een heftige psychose gehad en zelf had ze een auto-ongeluk gehad waardoor ze erg was beschadigd. Ze was hierdoor erg uitgeput.
Voorts is gebleken dat de verdachte voor de door hem met voornoemde betrokkenen uitgevoerde behandelingen geldelijke vergoedingen heeft ontvangen.
Op grond van de inhoud van het dossier en de verklaringen van de verdachte kan als vaststaand worden aangenomen dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich allen, individueel, met een hulpvraag tot de verdachte hebben gewend en dat de verdachte hun hulpvragen als zodanig ook heeft herkend. De verdachte heeft aan de betrokkenen aangegeven dat hij hen kon helpen.
Uit aard van de door de verdachte verrichte handelingen kan, naar het oordeel van het hof, minstgenomen worden afgeleid dat verdachte, als mental coach, werkzaam was in de maatschappelijke zorg in de zin van artikel 249, tweede lid onder 3° Sr.
(...)
Voorzover de raadsvrouw heeft betoogd dat er geen sprake is van ontucht in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr nu aan de mensen die zich tot de verdachte wendden de zorg is geboden waar zij voor kwamen, die in het kader van de begeleiding van verdachte passend en voor alle betrokkenen duidelijk was, overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat bij de uitgevoerde handelingen, zo ze al zijn uitgevoerd als onderdeel van de behandelmethode, geen sprake was van duidelijkheid en vrijwilligheid. Het is de verantwoordelijkheid van de hulpverlener om zich ervan te vergewissen, vooraf, dat de cliënt de behandeling dient te ondergaan en om daartoe duidelijk vooraf de behandeling te bespreken en zo nodig vast te leggen dat een en ander is besproken en door de cliënt is begrepen en aanvaard. Verdachte is in de nakoming van deze plicht, die op hem als hulpverlener rust, tekort geschoten."