In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, geconcludeerd over de vordering tot onttrekking aan het verkeer van twee voertuigen, een Bentley Continental GT en een Mercedes-AMG S63, die in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De rechtbank Noord-Holland had eerder de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar de klaagster, een B.V., heeft cassatie ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de voertuigen vatbaar waren voor onttrekking aan het verkeer, omdat er verborgen ruimtes in de voertuigen waren aangetroffen, wat volgens de rechtbank in strijd is met de wet en het algemeen belang. De klaagster betwistte echter dat er een verband was tussen de voertuigen en een strafbaar feit, en voerde aan dat zij geen betrokkenheid had bij de verborgen ruimtes. De Hoge Raad heeft in zijn conclusie vastgesteld dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat de voertuigen in verband staan met een begaan strafbaar feit, en dat de vordering tot onttrekking aan het verkeer niet kan worden toegewezen zonder een duidelijke relatie tussen de voertuigen en het strafbare feit. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor herbeoordeling.