Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die in beroep ging tegen de ongegrondverklaring van zijn klaagschrift met betrekking tot een inbeslaggenomen personenauto met een verborgen ruimte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de auto vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd zou zijn met het algemeen belang. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat de auto in verband staat met een strafbaar feit. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het vereiste dat er een duidelijk verband moet zijn tussen het inbeslaggenomen voorwerp en het strafbare feit, zoals beschreven in de artikelen 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.