ECLI:NL:RBZWB:2023:2292

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22-028359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift inzake inbeslagname van een personenauto met verborgen ruimte voor drugs

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die stelt eigenaar te zijn van een in beslag genomen Peugeot. De inbeslagname vond plaats op 29 november 2022 tijdens een strafvorderlijk onderzoek naar de vader van klager, waarbij in de auto een professionele verborgen ruimte werd aangetroffen met een halve kilo heroïne. Klager, die niet als verdachte in de zaak wordt aangemerkt, verzoekt om teruggave van de auto, omdat hij deze nodig heeft voor zijn werk. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de auto niet kan worden teruggegeven vanwege de aangetroffen drugs en de verborgen ruimte, die duiden op een strafbaar feit. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal oordelen dat de auto moet worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat klager als redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt, maar dat de omstandigheden van de zaak de teruggave niet rechtvaardigen. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank het summiere karakter van het onderzoek in acht heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-028359
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren te op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda, op het adres: Parkstraat 10, 4818 SJ Breda (postadres: Postbus 4650, 4803 ER Breda).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 29 november 2022 onder
[vader klager] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [vader klager] in beslag is genomen: een personenauto, merk Peugeot, voorzien van het [kenteken] (hierna: de Peugeot).
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 13 december 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 maart 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd waarnemend raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager stelt eigenaar te zijn van de Peugeot en daarvan geen afstand heeft gedaan. Klager is bovendien geen verdachte in onderhavige zaak en hij heeft het voertuig niet door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan nu hij in zijn eigendomsrecht wordt beperkt en niet vrijelijk over zijn auto kan beschikken. Klager gebruikt zijn auto onder andere om naar zijn werk bij [bedrijf] in Gent te reizen. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave. Het (voorduren van het) beslag is derhalve onrechtmatig c.q. onredelijk en disproportioneel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de thans beschikbare informatie de inbeslaggenomen Peugeot niet teruggegeven kan worden aan klager. In de Peugeot is een professionele verborgen ruimte aangetroffen waarin - na later onderzoek bleek - een halve kilo heroïne lag. Gelet op deze bevindingen komt de Peugeot voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking en kan de Peugeot sowieso niet terug naar klager.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat op basis van de voorhanden zijnde stukken zijns inziens onvoldoende blijkt dat er sprake is van een verborgen ruimte. Dit zou wel de basis van de strafrechtelijke verdenking zijn. Bij gebreke daarvan verzoekt de raadsman om uit te gaan van het enkel aantreffen van heroïne in de Peugeot. Vastgesteld kan worden dat klager niet in de auto heeft gereden en dus geen wetenschap daarvan had. Om die reden verzoekt de raadsman primair om teruggave van de Peugeot aan klager. Indien wordt aangenomen dat er wel sprake was van een verborgen ruimte, dan zit daar een nog veiligheidsaspect in. Niemand zal in een auto rijden dat in het politiesysteem geregistreerd staat als een voertuig met een verborgen ruimte.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een artikel 94 Sv-beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
In dit geval is klager een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt. Klager stelt rechthebbende te zijn en klaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave.
De rechtbank is van oordeel dat klager - tevens tenaamgestelde - als redelijkerwijs rechthebbende op de Peugeot kan worden aangemerkt nu het raadkamerdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om anders te concluderen.
Op 29 november 2022 is de Peugeot van klager onder [vader klager] inbeslaggenomen nadat tijdens een doorzoeking van de Peugeot achter het navigatiesysteem een professioneel aangebrachte verborgen ruimte werd aangetroffen. Die professionaliteit blijkt uit een in raadkamer voorgehouden proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 29 november 2022. Volgens de toelichting van de officier van justitie in raadkamer lag in die verborgen ruimte een halve kilo heroïne. Daarvan uitgaande is met de Peugeot een strafbaar feit gepleegd en vanwege de professioneel aangebrachte verborgen ruimte is de Peugeot van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Daarom acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de Peugeot zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 april 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).