ECLI:NL:HR:2023:223

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
21/03482
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking inzake onttrekking aan het verkeer van een personenauto met verborgen ruimtes

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van een personenauto, een Volkswagen Passat, die in beslag was genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had eerder de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer toegewezen, omdat in de auto verborgen ruimtes waren aangetroffen die niet fabrieksmatig waren aangebracht. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd was met het algemeen belang, omdat het de mogelijkheid tot criminele activiteiten zou bevorderen.

De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de beschikking van de rechtbank ontoereikend gemotiveerd was. De rechtbank had niet voldoende aangetoond dat de auto in verband stond met een begaan strafbaar feit, zoals vereist door de artikelen 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2022:37) en concludeerde dat de motivering van de rechtbank niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Daarom heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer, vooral in gevallen waar verborgen ruimtes in voertuigen zijn aangetroffen. De Hoge Raad stelt dat het noodzakelijk is om een duidelijk verband aan te tonen tussen het in beslag genomen voorwerp en het strafbare feit.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03482 B
Datum14 februari 2023
BESCHIKKING
op de beroepen in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2021, nummer RK 21/372, op een vordering als bedoeld in artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[belanghebbende 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
en
[belanghebbende 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de belanghebbenden.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de belanghebbenden. Namens hen hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van de rechtbank dat de inbeslaggenomen personenauto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
2.2
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de in het cassatiemiddel bedoelde personenauto is inbeslaggenomen op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 552f lid 2 Sv tot onttrekking aan het verkeer van deze personenauto toegewezen. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer het volgende in:
“2. De inhoud van de vordering
De vordering strekt tot onttrekking aan het verkeer van een personenauto, merk Volkswagen Passat, kleur zwart, voorzien van kenteken [kenteken] , omdat uit onderzoek is gebleken dat in de auto twee verborgen ruimtes zijn aangetroffen welke niet fabrieksmatig zijn aangebracht.
(...)
5. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 25 september 2020 hebben verbalisanten van de Nationale Politie Eenheid Amsterdam het voertuig onder [belanghebbende 1] in beslag genomen. In de auto werden verborgen ruimtes aangetroffen. Uit de RDW-gegevens blijkt dat de eigenaar van het voornoemde voertuig [belanghebbende 2] is.
De verborgen ruimtes maken dat de auto kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijke toezicht te onttrekken. Door de auto terug te geven, zouden criminele activiteiten in stand worden gehouden, dan wel gestimuleerd. Het ongecontroleerde bezit van een auto met een verborgen ruimte doet dan ook afbreuk aan een effectieve voorkoming en bestrijding van die criminele doeleinden en is daarom in strijd met het algemeen belang in de zin van artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen.”
2.3
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- artikel 36b lid 1, aanhef en onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
(...)
4°. bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie.”
- artikel 36c Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
- artikel 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.4.1
Met het “feit” in artikel 36c en 36d Sr wordt een begaan strafbaar feit bedoeld. De rechter die bij afzonderlijke beschikking als bedoeld in artikel 36b lid 1, onder 4°, Sr de onttrekking aan het verkeer beveelt, zal moeten vaststellen dat het inbeslaggenomen voorwerp in een in artikel 36c of 36d Sr beschreven verband staat tot een begaan strafbaar feit. (Vgl. HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:37.)
2.4.2
Gelet hierop is het oordeel van de rechtbank dat de auto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer ontoereikend gemotiveerd, nu de beschikking van de rechtbank niets inhoudt waaruit kan worden afgeleid dat de auto in verband staat tot een begaan strafbaar feit.
2.5
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2023.