Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van een personenauto, een Volkswagen Passat, die in beslag was genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had eerder de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer toegewezen, omdat in de auto verborgen ruimtes waren aangetroffen die niet fabrieksmatig waren aangebracht. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd was met het algemeen belang, omdat het de mogelijkheid tot criminele activiteiten zou bevorderen.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de beschikking van de rechtbank ontoereikend gemotiveerd was. De rechtbank had niet voldoende aangetoond dat de auto in verband stond met een begaan strafbaar feit, zoals vereist door de artikelen 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2022:37) en concludeerde dat de motivering van de rechtbank niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Daarom heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer, vooral in gevallen waar verborgen ruimtes in voertuigen zijn aangetroffen. De Hoge Raad stelt dat het noodzakelijk is om een duidelijk verband aan te tonen tussen het in beslag genomen voorwerp en het strafbare feit.