Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die de teruggave van een in beslag genomen auto, een Audi A6 Avant, vorderde. De auto was in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er een verborgen ruimte in de auto was aangetroffen. De rechtbank had geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot onttrekking van de auto aan het verkeer, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze motivering ontoereikend was. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en concludeerde dat er geen voldoende bewijs was dat de auto in verband stond met een strafbaar feit. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat in een beklagprocedure het onderzoek summier van aard is en dat de rechtbank niet kan vooruitlopen op de uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank moet beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de auto vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer, aangezien er geen strafbare goederen in de verborgen ruimte waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de auto in beslag moest blijven en dat de beslissing om het beslag te handhaven niet voldeed aan de vereisten van de wet.