ECLI:NL:GHDHA:2021:494

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
2200290020
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs en onduidelijkheid over eigendom van de auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1962, was gedetineerd en werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van verdovende middelen, specifiek cocaïne. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof oordeelde dat de bewijsvoering van de advocaat-generaal ontoereikend was. De verdovende middelen waren aangetroffen in een verborgen ruimte in de auto van de verdachte, maar er waren geen sporen zoals DNA of vingerafdrukken die de verdachte konden linken aan de drugs. De verdachte verklaarde dat hij slechts op papier eigenaar was van de auto en dat deze in werkelijkheid toebehoorde aan anderen. Dit werd ondersteund door politieobservaties die aantoonden dat de auto vaak door personen van Albanese afkomst werd gebruikt.

Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de in beslag genomen auto, ondanks de vrijspraak, onttrokken aan het verkeer omdat deze was gebruikt voor het vervoeren van verdovende middelen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002900-20
Parketnummer: 10-159701-20
Datum uitspraak: 19 maart 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1962,
adres: [woonadres verdachte],
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in PI Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is de inbeslaggenomen auto verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2020 te Breda en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 10134 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2020 te Breda en/of Rotterdam en/of De Lier (gemeente Westland), in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10134 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich niet verenigt met de bewezenverklaring.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal genoemde feiten en omstandigheden ontoereikend zijn voor het bewijs van het ten laste gelegde. Immers, voor een bewezenverklaring ter zake het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is niet alleen vereist dat de verdachte de beschikkingsmacht had over de verdovende middelen, maar tevens dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Dit laatste volgt naar het oordeel van het hof onvoldoende uit de door de advocaat-generaal voorgedragen bewijsmiddelen. De verdovende middelen zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in de auto en er zijn geen dna-sporen, vingerafdrukken of andere tot de verdachte te herleiden sporen op aangetroffen. De auto stond weliswaar op naam van de verdachte, maar de lezing van de verdachte dat hij slechts op papier eigenaar was en dat de auto in werkelijkheid toebehoorde aan Albanezen, vindt steun in het dossier. Zo heeft de politie op 19 maart 2019 gezien dat de auto geparkeerd werd in een parkeergarage en dat de bestuurder een man was van Albanese komaf (p. 28 proces-verbaal). Op 20 maart 2020 heeft de politie gezien dat de auto geparkeerd werd op een oprit van de woning aan de [straatnaam] en dat de bewoners van Albanese afkomst zijn (p. 28 proces-verbaal). In het proces-verbaal van bevindingen PL1700-2020190409-5 merkt de politie op dat de auto in de periode tussen 20 maart 2020 en begin juni 2020 diverse malen op de oprit van de woning aan de [straatnaam] is aangetroffen, hetgeen het feit versterkte dat de auto op naam van een katvanger stond maar in feite gebruikt werd door andere personen. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij de auto slechts incidenteel gebruikte en op de tenlastegelegde datum de auto buiten medeweten van de feitelijke gebruikers van de auto meenam om lijsten voor zijn schilderijen te kopen in Antwerpen, is in het licht van bovenstaande niet onaannemelijk. Nu niet bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in de door hem bestuurde auto, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto, merk Fiat (chassisnummer [..], bouwjaar 2007) voorzien van een ingebouwde verborgen ruimte overweegt het hof dat
– alhoewel de verdachte daarvan is vrijgesproken – is komen vast te staan dat met behulp van deze auto een strafbaar feit is begaan te weten het vervoeren van verdovende middelen. Deze auto is aangetroffen bij het onderzoek naar het misdrijf waarvan de verdachte werd verdacht en kan gelet op de ingebouwde verborgen ruimte dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf terwijl het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Deze auto kan daarom worden onttrokken aan het verkeer op grond van de artikel 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een
auto, merk Fiat (chassisnummer [..], bouwjaar 2007).
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. G. Knobbout en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2021.
Mr. H.C. Plugge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.