Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
4.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan over een beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften met betrekking tot aanslagen winstbelasting. Belanghebbende was vóór 1 januari 2002 onderworpen aan het offshore-regime en de oude Landsverordening winstbelasting bleef van toepassing. De inspecteur had op 22 oktober 2018 aanslagen opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. Het beroep werd echter pas op 3 september 2020 ingediend, wat bijna 15 maanden na de beslistermijn van de inspecteur was. Het Gerecht verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend.
Belanghebbende verzocht ook om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De totale duur van de procedure was twee jaar en vier maanden, wat een overschrijding van de redelijke termijn van vier maanden met zich meebracht. Echter, het Gerecht oordeelde dat de redelijke termijn met 6,5 maanden verlengd moest worden vanwege bijzondere omstandigheden, waaronder de brand in het belastingkantoor van Curaçao. Hierdoor was er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de inspecteur om tijdig beslissingen te nemen op bezwaarschriften, maar ook de gevolgen van het niet tijdig indienen van beroep door belanghebbende. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.