De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover deze betreft de beslissingen op de verzoeken van belanghebbenden tot vergoeding van immateriële schade,
wijst de verzoeken om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toe,
veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade van [X1] B.V., vastgesteld op € 14.654,
veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade van [X2] B.V., vastgesteld op € 1207,
veroordeelt de Minister van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de aan de beroepsfase en de hogerberoepsfase toerekenbare immateriële schade van [X1] B.V., vastgesteld op € 3846,
veroordeelt de Minister van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de aan de hogerberoepsfase toerekenbare immateriële schade van [X2] B.V., vastgesteld op € 3793,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan [X1] B.V. vergoedt de helft van het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 503, derhalve € 251,50, en
gelast dat de Minister van Veiligheid en Justitie aan [X1] B.V. vergoedt de helft van het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 503, derhalve € 251,50.