ECLI:NL:HR:2015:357

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
14/05686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest en de termijn voor indiening van het verzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende die het niet eens was met de uitspraak van 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2735. De Hoge Raad benadrukt dat van een verzoeker om herziening verwacht mag worden dat hij niet onredelijk lang wacht met het indienen van zijn verzoek. Dit is van belang voor de rechtsvorming en de rechtseenheid. Een verzoek om herziening wordt als onredelijk laat beschouwd indien het meer dan een jaar na bekendheid met de nieuwe feiten (nova) of na de datum van openbaarmaking van de uitspraak wordt ingediend. In dit geval oordeelt de Hoge Raad dat het verzoek niet onredelijk laat is ingediend, maar dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat het geen feiten of omstandigheden bevat die tot herziening kunnen leiden volgens artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad concludeert dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt en verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.

Uitspraak

20 februari 2015
nr. 14/05686
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 19 september 2014, nr. 14/03124, ECLI:NL:HR:2014:2735.

1.Termijn voor indiening van het verzoek om herziening

1.1.
In het belang van de rechtsvorming en de rechtseenheid wordt het volgende vooropgesteld (zie ook ABRvS 28 januari 2015, nr. 201407367/2/A4, ECLI:NL:RVS:2015:310).
1.1.1.
Van degene die om herziening verzoekt mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
1.1.2.
Een verzoek om herziening wordt als regel als onredelijk laat aangemerkt, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
1.1.3.
De hiervoor in 1.1.2 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan deze termijn gebonden.
1.1.4.
In het onderhavige geval is het verzoek niet onredelijk laat ingediend.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.