ECLI:NL:OGEAC:2021:196

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
CUR202002430 tot en met CUR202002433
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake aanslagen winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van een offshore vennootschap tegen het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften met betrekking tot aanslagen winstbelasting. De belanghebbende had in totaal vier aanslagen winstbelasting ontvangen voor de jaren 2012 tot en met 2014 en een voorlopige aanslag voor 2017. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, maar heeft pas bijna 15 maanden na het verstrijken van de beslistermijn beroep ingesteld. Het Gerecht oordeelde dat het beroep onredelijk laat was ingediend en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechter benadrukte dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk was, de Inspecteur verplicht bleef om een beslissing op het bezwaar te nemen. De uitspraak bevatte ook instructies voor het indienen van hoger beroep en de bijbehorende griffierechten.

Uitspraak

Uitspraak van 22 oktober 2021
BBZ nrs. CUR202002430 tot en met CUR202002433
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 22 oktober 2018 aanslagen winstbelasting opgelegd voor de jaren 2012 tot en met 2014 en op 30 oktober 2018 een voorlopige aanslag voor het jaar 2017 naar een jaarlijks belastbaar bedrag van respectievelijk NAf 105.000 (2012-2014) en NAf 50.100 (2017), resulterend in een jaarlijks te betalen bedrag aan belasting van respectievelijk NAf 2.550 (2012-2014) en NAf 1.202 (2017). Daarbij zijn jaarlijks verzuimboetes opgelegd van respectievelijk NAf 2.500 vanwege het niet tijdig doen van aangifte. Voor 2017 is geen verzuimboete opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 23 november 2018 tegen de aanslagen winstbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2014 en tegen de voorlopige aanslag voor het jaar 2017 in bezwaar gekomen.
1.3
Belanghebbende heeft op 17 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
De Inspecteur heeft op 25 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2021. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. De Inspecteur is, zonder berichtgeving, niet verschenen.

2.GESCHIL

Tussen partijen is de ontvankelijkheid van het beroep in geschil. Tevens is in geschil de hoogte van de opgelegde aanslagen winstbelasting en de vraag of de Inspecteur terecht verzuimboetes heeft opgelegd.

3.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep niet-tijdig beslissen

3.1
Belanghebbende was vóór 1 januari 2002 onderworpen aan het offshore-regime.
3.2
Ingevolge artikel VI, lid 10 van de Overgangsregeling 2001, P.B. 1999, no. 244, is de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, zoals deze luidde op 31 december 1999 (hierna: LWB (oud)), van toepassing gebleven op lichamen die vóór 1 januari 2002 waren onderworpen aan het offshore-regime. Dit brengt mee dat vanaf 2002 ook de formele en boetebepalingen uit de LWB (oud) van toepassing zijn gebleven ten aanzien van belanghebbende.
3.3
Belanghebbende heeft bij de bezwaarschriften aangiften winstbelasting gevoegd over de jaren 2012 tot en met 2014 en 2017.
3.4
Ingevolge artikel 31 lid 1 LWB (oud) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen zes maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, voor wat betreft de jaren 2012 tot en met 2014 en 2017 dus uiterlijk 26 mei 2019, een uitspraak heeft gedaan.
3.5
Ingevolge artikel 32 lid 3 LWB (oud) kan beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift. Dit beroep is niet aan een termijn gebonden.
3.6
In artikel 32 lid 7 LWB (oud) is bepaald dat de rechter het beroep dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaart, als dit beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
3.7
Een beroepschrift wordt als regel als onredelijk laat aangemerkt, indien het is ingediend meer dan één jaar nadat de inspecteur in gebreke is gebleven (vgl. HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:357). Een termijn van één jaar ligt, ook al is hier mede sprake van een boete, te meer voor de hand, nu ook artikel 31 lid 1 Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) een wettelijke termijn van twaalf maanden hanteert voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar (vgl. GEA Curaçao 31 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:65).
3.8
Belanghebbende heeft op 14 augustus 2020 – ofwel bijna 15 maanden, nadat de beslistermijn voor de Inspecteur was verstreken - beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Deze beroepen zijn mitsdien onredelijk laat ingediend en dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.9
Het vorenstaande neemt niet weg dat de Inspecteur verplicht blijft een beslissing op het bezwaar te nemen (vgl. HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1365; GEA Sint Maarten 12 maart 2021, ECLI:NL:OGEAM:2021:34). Weliswaar heeft de Inspecteur in het verweerschrift verklaard dat hij al op 11 juni 2021 uitspraken op bezwaar heeft gedaan, waarbij hij de aanslagen verminderd heeft overeenkomstig de aangiften en waarbij hij tevens de boetes verminderd heeft tot NAf 938 (2012), NAf 516 (2013) en NAf 446 (2014). Maar in hetzelfde verweerschrift vermeldt de Inspecteur dat de boete vernietigd is. De Inspecteur heeft geen verminderingsbeschikkingen overgelegd en belanghebbende heeft evenmin bewijs ontvangen van dergelijke beschikkingen. Daar komt bij dat de Inspecteur in een email van 31 juli 2021 heeft vermeld dat (onder andere) de hier in het geding zijnde aanslagen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd worden. Er bestaat aldus verwarring en onduidelijkheid over de stand van zaken met betrekking de aanslagen en boetes. De Inspecteur is gehouden alsnog uitspraken op bezwaar aan belanghebbende te doen toekomen. Vervolgens kan belanghebbende, voor zover zij dat nodig acht, daartegen beroep indienen.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Omdat het beroep niet-tijdig beslissen vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht
- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar voor de jaren 2012 tot en met 2014 en 2017 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 22 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500