Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
het Drechtstedenbestuur,
stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(JRR),
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht(het college),
de Staatssecretaris van Defensie(de staatsecretaris).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de verzetsrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan over verzet tegen twaalf uitspraken van de rechtbank, waarbij de beroepen van de opposant, het Drechtstedenbestuur, niet-ontvankelijk waren verklaard. De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraken, die betrekking hadden op afwijzingen en buitenbehandelingstellingen van aanvragen om bijzondere bijstand voor kosten van diverse procedures. De rechtbank was gesloten vanwege de coronamaatregelen, waardoor een fysieke hoorzitting niet mogelijk was. De verzetsrechter oordeelde dat de opposant niet benadeeld werd door het ontbreken van een nadere zitting, aangezien de relevante feiten en rechtsvragen helder waren uit de stukken. De opposant had in zijn verzetschriften uitvoerig uiteengezet waarom hij aanspraak maakte op ontheffing van het griffierecht en waarom er geen sprake zou zijn van misbruik van recht. De verzetsrechter concludeerde dat het recht om in verzet te worden gehoord niet absoluut is en dat er bijzondere omstandigheden waren die een hoorzitting in welke vorm dan ook uitsloten. De rechtbank oordeelde dat de opposant in verzuim was het verschuldigde griffierecht te voldoen en dat hij geen ontheffing kon krijgen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor betalingsonmacht. De verzetsrechter verklaarde alle verzetten ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.