Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad
2003, wordt hierna wederom [de minderjarige] genoemd.
20 december 2016 en 21 februari 2017. Bij deze laatste beschikking is alvorens verder te beslissen een deskundigenonderzoek gelast ter beantwoording van de volgende vragen:
2.Het geschil in hoger beroep
3.Verdere beoordeling van het hoger beroep in beide zaken
11 september 2017 van de systeemtherapeut van [de minderjarige] , bij wie hij al geruime tijd onder behandeling is. Uit dit verslag komt naar voren dat [de minderjarige] angst blijft ervaren ten aanzien van de man. Deze angst wordt onder meer gevoed door de verschillende rechtszaken die lopen. Ter zitting in hoger beroep van 8 september 2016 leek het erop alsof de man op dat moment een andere, meer constructieve (proces)houding had aangenomen. Echter, uit de stukken van de deskundige, alsmede tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 12 oktober 2017 is het hof gebleken dat van een gewijzigde houding van de man geen sprake is. De man zet de strijd onverminderd voort en geeft met deze houding blijk geen inzicht te hebben in de behoeftes en belangen van [de minderjarige] . Gelet op deze omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat geen gronden aanwezig zijn om de man in het gezag over [de minderjarige] te herstellen, dan wel [de minderjarige] aan hem toe te vertrouwen. Ook ziet het hof, gelet op de handelwijze van de man als onder 3.1 omschreven, geen aanleiding om thans opnieuw een deskundigen- of raadsonderzoek te gelasten, zoals door de man is verzocht. De stelling van de man dat hij in klachtprocedures tegen de raad op, volgens hem, cruciale punten in het gelijk is gesteld, maakt dit – wat daar verder van zij – niet anders. In het voorgaande ligt besloten dat evenmin aanleiding bestaat te bepalen dat [de minderjarige] bij de man zal gaan wonen. De beslissing over de verblijfplaats van [de minderjarige] is aan de voogd. De verzoeken van de man met betrekking tot gezag en woonplaats zullen dan ook worden afgewezen en de bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.
4.Beslissing
mr. M.C. Schenkeveld in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018.