ECLI:NL:RBROT:2022:1813
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wob-verzoek door veelprocedeerder
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan op het verzet van een veelprocedeerder tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 8 september 2020 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who). Na een gebreke-stelling op 25 november 2020 en een beroep op 29 januari 2021, werd het beroep op 6 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld.
De verzetrechter heeft het verzet zonder nadere zitting afgedaan en verwees naar eerdere uitspraken waarbij de opposant betrokken was. De rechter oordeelde dat het procesbelang van de opposant was komen te vervallen, omdat er inmiddels een besluit was genomen op zijn verzoek. De opposant had enkel aangevoerd dat zijn verletkosten niet waren meegenomen, maar de rechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechter concludeerde dat de opposant misbruik van recht maakte door verzet in te stellen, aangezien zijn handelen niet gericht was op het effectueren van enig materieel recht, maar enkel op het innen van verletkosten. De rechtbank verklaarde het verzet niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.