ECLI:NL:RBROT:2022:1813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
21/594
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wob-verzoek door veelprocedeerder

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan op het verzet van een veelprocedeerder tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 8 september 2020 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who). Na een gebreke-stelling op 25 november 2020 en een beroep op 29 januari 2021, werd het beroep op 6 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld.

De verzetrechter heeft het verzet zonder nadere zitting afgedaan en verwees naar eerdere uitspraken waarbij de opposant betrokken was. De rechter oordeelde dat het procesbelang van de opposant was komen te vervallen, omdat er inmiddels een besluit was genomen op zijn verzoek. De opposant had enkel aangevoerd dat zijn verletkosten niet waren meegenomen, maar de rechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechter concludeerde dat de opposant misbruik van recht maakte door verzet in te stellen, aangezien zijn handelen niet gericht was op het effectueren van enig materieel recht, maar enkel op het innen van verletkosten. De rechtbank verklaarde het verzet niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/594 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 op het verzet van

[Naam], te [Plaats], opposant.

Procesverloop

Op 8 september 2020 heeft opposant de Minister van Veiligheid en Justitie (verweerder) verzocht om informatie te verstrekken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who).
Bij brief van 25 november 2020 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet
tijdig nemen van een beslissing.
Opposant heeft op 29 januari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
Bij uitspraak van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De verzetrechter doet het verzet af zonder nadere zitting. Ter motivering wijst de verzetrechter naar eerdere uitspraken waarbij opposant partij was (zie de uitspraak van deze rechtbank van 8 mei 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020: 4163) en van 5 november 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:9821 ). De verzetrechter wijst ook op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:105).
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat verweerder een besluit heeft genomen op zijn verzoek, als gevolg waarvan het procesbelang van opposant bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek is komen te ontvallen. Tegen het alsnog genomen besluit zijn geen gronden gericht. Voor een proceskostenveroordeling, waaronder begrepen door opposant gestelde verletkosten, is geen aanleiding gezien.
3. Opposant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank slechts aangevoerd dat ten onrechte zijn verletkosten, waaronder het aantal uren dat hij bezig is met de zaak, niet zijn meegenomen. Opposant verwijst naar een uitspraak in een andere zaak (ROT 20/5258) waarbij hem wel verletkosten zijn toegekend.
4. Naar het oordeel van de verzetrechter moet het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat opposant bij het doen van verzet misbruik maakt van recht. Uit de handelwijze van opposant, zijn procedeergedrag en de vele door hem gevoerde procedures zonder redelijk doel blijkt dat het hem ook bij het instellen van dit verzet niet daadwerkelijk is te doen om enig onderliggend materieel recht te effectueren. Ook in verzet procedeert opposant naar het oordeel van de verzetrechter slechts ‘om te procederen’ en om - in dit geval – verletkosten te innen. Aan de voorwaarden voor vergoeding van verletkosten uit het Besluit proceskosten bestuursrecht is echter niet voldaan, zoals de rechtbank ook terecht heeft overwogen in de uitspraak waartegen verzet is gedaan. Het herhaaldelijk instellen van rechtsmiddelen – waaronder het doen van verzet – in evident kansloze zaken zoals hier aan de orde getuigt, mede in het licht van de vele door opposant gevoerde procedures en de wijze van procederen, ook van misbruik van recht, zodat om die reden het verzet niet-ontvankelijk is (vgl. ECLI:NL:RBROT:2020:9821).
5. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. C.I. Kieviet, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.