Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], te [Plaats], opposant,
het Drechtstedenbestuurover het besluit van 4 april 2018,
Rechtbank Rotterdam
Op 17 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van opposant tegen het Drechtstedenbestuur, waarbij het verzet van opposant gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 14 december 2018, waarin het beroep ongegrond was verklaard, ten onrechte was gedaan zonder het griffierecht te heffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposant veelvuldig aanvragen om bijzondere bijstand indient, vaak in kansloze zaken, en dat hij misbruik maakt van recht. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van zowel de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als de Centrale Raad van Beroep, die bevestigen dat opposant niet voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht en dat zijn verzoeken om ontheffing van griffierecht ongegrond zijn. De rechtbank heeft besloten om het beroep van opposant niet-ontvankelijk te verklaren, met de overweging dat er geen aanleiding is om hem een termijn te geven om alsnog het griffierecht te voldoen. Dit besluit is genomen in het kader van de grote hoeveelheid procedures die opposant heeft aangespannen, die vaak gericht zijn op het frustreren van de goede gang van zaken binnen de betrokken instanties. De rechtbank heeft benadrukt dat in toekomstige zaken van opposant geen voorlopige ontheffing van het griffierecht zal worden verleend, tenzij er duidelijke aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.