ECLI:NL:CRVB:2018:2250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor griffierecht in het kader van Wob-procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht in twee procedures tegen Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR). De aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eerste procedure werd toegewezen, terwijl de aanvraag voor de tweede procedure werd afgewezen. De appellant heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk en ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellant de griffierechten niet tijdig had voldaan. Hierdoor kon de procedure niet inhoudelijk worden behandeld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd overwogen dat de appellant geen procesbelang meer had, aangezien de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand had aangevraagd, niet meer konden worden gemaakt. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van voldoende procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er ook daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat betekenis heeft voor de indiener. De uitspraak van de Raad bevestigt dat de appellant geen recht had op bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht, omdat de procedure inmiddels was geëindigd met een niet-ontvankelijkverklaring.