ECLI:NL:RBROT:2020:9821
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen eerdere uitspraken inzake verzoek om bijzondere bijstand voor griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 november 2020 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen twee eerdere uitspraken van 28 augustus 2020. De opposant had verzet aangetekend tegen besluiten van het Drechtstedenbestuur, die zijn verzoeken om bijzondere bijstand voor griffierechten hadden afgewezen. De rechtbank overweegt dat het eerdere procedeergedrag van de opposant, die herhaaldelijk procedures heeft aangespannen zonder reëel belang, leidt tot de conclusie dat zijn verzoeken misbruik van recht vormen. De verzetrechter acht het niet zinvol om de opposant opnieuw te horen, gezien zijn eerdere wrakingsverzoeken en de kans dat hij geluidsopnames van de zitting zal maken. De rechtbank stelt vast dat de opposant niet voldoet aan de voorwaarden voor ontheffing van griffierecht en dat zijn beroep op betalingsonmacht ongegrond is. De rechtbank verklaart beide verzetten niet-ontvankelijk, omdat de opposant geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd en enkel formele bezwaren heeft geuit. De uitspraak benadrukt dat de toegang tot de rechter niet wordt ontzegd door de griffierechten, die in dit geval als niet excessief worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de opposant moet stoppen met het indienen van kansloze verzoeken om ontheffing van griffierecht, aangezien dit ook getuigt van misbruik van recht.