Voetnoten
1.Dat is de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Meijerijstad.
2.Zie over de aanvang van het opsporingsonderzoek en de verhouding tot (bestuursrechtelijk) toezicht, G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, onder redactie van M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, paragraaf IX/2.
3.Een citaat uit het proces-verbaal van verhoor is opgenomen in onderdeel 2.5 van de uitspraak van de Rechtbank.
6.De Rechtbank haalt aan Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, blz. 8 en blz. 23.
7.De Rechtbank verwijst naar HvJ EU 10 juni 2021, C-279/19, ECLI:EU:C:2021:473 (WR).
9.Het Hof haalt aan: Kamerstukken II 1994/95, 23 700, nr. 5, blz. 50.
12.Het Hof haalt aan: Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 43.
14.Het Hof verwijst met een ‘zie’ naar: EHRM 12 juli 2001, Ferrazzini vs. Italië, ECLI:CE:ECHR:2001:0712JUD004475998 en HR 26 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1969. 17.Het Hof verwijst met een ‘vgl.’ naar de conclusie van A-G Tanchev van 21 januari 2021 bij de zaak WR, C-279/19, ECLI:EU:C:2021:59, punt 32 tot en met 38.
20.Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, blz. 147.
25.De Staatssecretaris verwijst met een ‘vgl.’ naar de conclusie van A-G Wattel (ECLI:NL:PHR:2023:1076) voor het arrest van 31 januari 2025, onderdeel 6.10 en 7; zie o.a. 7.4: “Ook uit HR BNB 2020/41 (Tipgever 2) volgt dat voor ‘zozeer indruisen’ vereist is dat de betrokken overheidsdienaren zelf bewust betrokken zijn bij het onrechtmatige handelen dat leidt tot de verkrijging van het materiaal met het oog op of minstens bewustheid van benadeling van belastingplichtigen.” 26.De Staatssecretaris verwijst met een ‘vgl.’ naar HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321 (Strafkamer), ovw. 2.4.5: "Een dergelijke toepassing van bewijsuitsluiting als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden kan in beeld komen als sprake is van een vormverzuim dat resulteert in een zeer ingrijpende inbreuk op een grondrecht van de verdachte, zoals het geval was in HR 29 mei 2007, LJN AZ8795, NJ 2008/14. In die zaak ging het om een in het kader van een lijfsvisitatie als bedoeld in art. 17 Douanewet zonder toereikende wettelijke grondslag uitgevoerde schouwing van de natuurlijke openingen en holten van het lichaam. Ook kan gedacht worden aan gevallen waarin het gebruik voor het bewijs wezenlijk afbreuk doet aan het fundamentele belang dat met bescherming van het professionele verschoningsrecht is gediend. (...)". 27.Gemeenteblad 27 februari 2019, nr. 47403, blz. 2-3.
28.Kamerstukken I 1995/96, 23 700 en 24 040, nr. 188b, blz. 2-3.
32.Kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188b, blz. 5.
33.Kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188b, blz. 5-6.
35.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 143.
36.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1994/95, 23 700, nr. 5, p. 82. Een enkele keer is een dergelijke bevoegdheid inderdaad verleend. Zie art. 50, eerste lid, Mededingingswet.
37.Voetnoot in origineel: Zie Kamerstukken I 1995/96, 23700, nr. 188b, p. 5-6, waarin telkens uitdrukkelijk wordt verwezen naar de in de parlementaire stukken over het wetsvoorstel herziening gerechtelijk vooronderzoek gegeven definities.
38.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 41 (wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden). Zie voorts Kamerstukken II 1992/93, 23 251, nr. 3, p. 17 (wetsvoorstel herziening gerechtelijk vooronderzoek).
39.Voetnoot in origineel: Zie: K.F. Schuiling/F.R. Vermeer, in: J.B.J.M. ten Berge e.a. (red.), Algemene wet bestuursrecht. Commentaar op de algemene wet bestuursrecht, de wet openbaarheid van bestuur en invoeringswetgeving, art. 5:19, aant. 3; O.J.D.M.L. Jansen, annotatie bij: HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO8202, NJ 2011/24, in: AB 2011/293; A.B. Blomberg, ‘Handhaving en toezicht’, in: F.C.M.A. Michiels & E.R. Muller, Handhaving, Bestuurlijk handhaven in Nederland, Deventer: Kluwer 2013, p. 33-62 (p. 42); F.C.M.A. Michiels, A.B. Blomberg & G.T.J.M. Jurgens, Handhavingsrecht, Deventer: Kluwer 2016, p. 25. 40.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 145.
41.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 145-146.
42.Voetnoot in origineel: Kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188b, p. 5-6.
43.Voetnoot in origineel: Anders HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO8202, NJ 2011/24: het openmaken van een kast waarin naar tevoren bekend was verdovende middelen lagen, moet als doorzoeken worden aangemerkt. 44.Voetnoot in origineel: Zie mijn voetnoot 17 [voetnoot 39 in deze conclusie].
45.Voetnoot in origineel: De memorie van toelichting noemde als voorbeelden het inmiddels vervallen art. 54, sub c, Diergeneesmiddelenwet en het toenmalige art. 83, derde lid, van de Wet personenvervoer. Zie Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 146.
46.Voetnoot in origineel: Kamerstukken II 1992/93, 23 251, nr. 3, p. 17.
47.Voetnoot in origineel: F. Vellinga-Schootstra, ‘Van huiszoeking naar doorzoeking: een stille revolutie’, NJB 2000, p. 928-931 (p. 931).
48.Voetnoot in origineel: M.J. Borgers, ‘Binnentreden, zoekend rondkijken en doorzoeken. Waar liggen de grenzen onder het nieuwe recht?’, DD 2004, p. 540-559 (p. 553). Zie ook Corstens/Borgers, a.w., p. 546.
49.Voetnoot in origineel: Zie A-G Machielse in zijn conclusie (onder 3.3) vóór HR 18 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6238, NJ 2007/8 en B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2016, p. 333. 50.Voetnoot in origineel: Zie HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9998, NJ 2007/9 (rov. 4.6 en 4.7); HR 18 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6238, NJ 2007/8 (rov. 3.5); HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, NJ 2004/376, m.nt. Buruma (rov.4.3); HR 25 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6419, NJ 2006/435 (rov. 3.4); HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO8202, NJ 2011/24 (rov. 2.3) en HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM6673, NJ 2012/145, m.nt. Borgers (rov. 3.3). 51.Voetnoot in origineel: Zie HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO8202, NJ 2011/24 en daarmee instemmend Corstens/Borgers, a.w., p. 546. 55.Voetnoot in origineel: Zie HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9998, NJ 2007/9 (rov. 4.7) en HR 18 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:642, NJ 2014/189: “Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, nu de bevoegdheid tot het binnentreden in een perceel omvat de bevoegdheid om zich de doorgang in dat perceel te verschaffen.” 58.Zie bijvoorbeeld art. 96(2) en art. 96b(1) Sv.
60.Voetnoot in origineel: Kamerstukken I 1995/96, 23 700, nr. 188b, p. 5-6. Zie ook A-G Hofstee, conclusie voor HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:487, NJ 2018/296 m.nt. Kooijmans, randnr. 23. 61.Voetnoot in origineel: Zie, met verdere literatuurverwijzingen, A-G Hofstee, conclusie voor HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:487, NJ 2018/296 m.nt. Kooijmans, randnr. 20. 62.Voetnoot in origineel: T.C. Borman, in: T&C Algemene wet bestuursrecht, Deventer: Wolters Kluwer, comm. art. 5:19 Awb, aant. 5 (online, actueel t/m 1 nov 2024).
63.Voetnoot in origineel: O.J.D.M.L. Jansen, Het handhavingsonderzoek. Behoren het handhavingstoezicht, het boeteonderzoek en de opsporing verschillend te worden genormeerd? Een interne rechtsvergelijking, Nijmegen : Ars Aequi Libri 1999, p. 24.
64.Voetnoot in origineel: J.M.H.F. Teunissen, ‘Bestrijding van ‘pre-crime’ in de gemeente’, de Gemeentestem 2019/112, p. 566-567. Zie ook O.J.D.M.L. Jansen, annotatie bij HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO8202, AB 2011/293. 65.Voetnoot in origineel: K.F. Schuiling en F.R. Vermeer, ‘Art. 5:19’, in: J.B.J.M. ten Berge e.a. (red.), Algemene wet bestuursrecht. Commentaar op de algemene wet bestuursrecht, de wet openbaarheid van bestuur en invoeringswetgeving. Zie ook de uiteenzettingen van het onderzoek dat mogelijk is in o.a. Blomberg, a.w., p. 50-52 en F.C.M.A. Michiels, A.B. Blomberg & G.T.J.M. Jurgens, Handhavingsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 37-39.
67.T.N. Sanders, Module Algemeen Bestuursrecht, art. 5:18 Awb, aant. 2.2.4.
68.Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, blz. 145-146.
69.Met enige verbeeldingskracht zou misschien een verband kunnen worden gezocht met de beperking van het verspreiden van gedrukte stukken (art. 2.6 APV) en het verbod op drugshandel op straat (art. 2:74 APV).
70.Zie art. 17 en art. 1 en 1a WED. Politieagenten zijn belast met onder (heel veel) meer de opsporing van overtreding van voorschriften strafbaar gesteld in de Algemene douanewet, de Geneesmiddelenwet, de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de Erfgoedwet, de Wet explosieven voor civiel gebruik, de Wet precursoren voor explosieven, de Alcoholwet, de Tabaks- en rookwarenwet en de Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen.
71.HR 9 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9268. Zie ook A.R. Hartmann, Tekst & Commentaar Strafrecht, Titel III WED. 77.G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, onder redactie van M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, paragraaf XVI/11.
78.Voetnoot in origineel: HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:706, NJ 2017/456, m.nt. B.F. Keulen en HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1975, NJ 2021/12. De relatie met het – toen nog niet in art. 132a neergelegde – opsporingsbegrip werd ook gelegd in HR 6 april 1999, NJ 1999/565, m.nt. Sch. Zie voorts M.C.D. Embregts, in: Melai/Groenhuijsen e.a., aant. 6.2 ad art. 359a. en J.M. Verheul, in: Handboek strafzaken, paragraaf 41.2.3.a, maart 2017. 79.Voetnoot in origineel: Vgl. bijvoorbeeld HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122, NJ 2007/336, m.nt. T.M. Schalken. Zie daarnaast het overzicht bij R. Kuiper, Vormfouten, (diss. Nijmegen ), Kluwer, Deventer 2014, p. 215. Het ligt anders als, met het oog op het buiten toepassing laten van strafvorderlijke waarborgen, doelbewust geen opsporingsbevoegdheden worden aangewend. 80.Voetnoot in origineel: Dat wil zeggen: voor zover het uitoefenen van de toezichtsbevoegdheden zich in het concrete geval niet mede laat kwalificeren als opsporing in de zin van art. 132a. Soms kunnen activiteiten als zowel bestuursrechtelijk toezicht als opsporing worden aangemerkt. Zie daarover Hoofdstuk IX, paragraaf 2. Vgl. ook HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:706, NJ 2017/456 m.nt B.F. Keulen.