ECLI:NL:HR:2010:BM2447
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 juni 2008 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1964. De verdachte heeft het beroep ingesteld, waarbij mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad in zijn arrest heeft bevestigd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet voldoende vond om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Het arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth. De uitspraak vond plaats op 1 juni 2010, waarbij de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg aanwezig was. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.