Conclusie
1.Inleiding
2.De zaak
life settlementsgenoemd) gaven aanspraak op een verzekerde som, die tot uitkering zou komen als de verzekerde zou overlijden. Het unieke karakter van de investeringsproducten van QI was dat zij een (vaste) looptijd van een aantal jaren hadden en dat het risico dat de verzekerde aan het eind van die looptijd niet zou zijn overleden, was afgedekt via een contraverzekeraar. Als de verzekerde niet voor het eind van de looptijd was overleden, zou de contraverzekeraar een bedrag ter grootte van de verzekerde som uitkeren. Op deze manier werd aan de beleggers in de fondsen van QI dus de garantie gegeven dat zij een bepaald rendement zouden behalen: ofwel via een uitkering van de verzekerde som door de levensverzekering als de verzekerde overleed voor het einde van de looptijd van het fonds, ofwel via een uitkering van de contraverzekeraar na het einde van de looptijd. QI kon deze garantie echter niet waarmaken in gevallen waarin de verzekerde persoon niet voor het einde van de looptijd was overleden. Contraverzekeraar Provident Capital Indemnity Ltd. (hierna: PCI) had haar verplichtingen namelijk niet herverzekerd en ging in gevallen waarin dat nodig was niet tot uitkering over.
3.De opbouw van de bewijsconstructie van het hof
DP] ondersteunt dit oordeel. Nadat in juli 2005 bekend werd dat er valse verklaringen waren vanuit Albatross, was er geen contraverzekering voor de [polis 1] . De verdachten hebben voor 1 januari 2007 geen nieuwe contraverzekering afgesloten voor de [polis 1] en zij hebben de participanten na juli 2005 ook niet geïnformeerd dat er geen contraverzekering voor deze polis was. Een aannemelijke verklaring waarom de verdachten in juli 2005, of korte tijd daarna, geen nieuwe contraverzekering hebben gesloten bij PCI is niet gegeven. Dit is des te opmerkelijker aangezien ervan uitgegaan mag worden dat naarmate de periode waarbinnen het overlijden van de verzekerde is te verwachten korter wordt, een serieuze contra-verzekeraar minder geneigd zal zijn dekking te bieden voor het risico dat dit overlijden niet (meer) binnen de looptijd van de participatie zal plaatsvinden. Ondanks de negatieve berichten over PCI sluiten de verdachten voor de [polis 2] op 3 oktober 2005 een overeenkomst met PCI en voor de [polis 3] op 28 juni 2006. De verdachten hebben, vlak na hun debacle met Albatross, hiervoor een bedrag van $ 120.000 aan PCI betaald. Dat signalen over de onbetrouwbaarheid van PCI waren weggenomen, vindt het hof niet aannemelijk. Daarnaast kent het hof betekenis toe aan de e-mail die [verdachte] aan [betrokkene 1] stuurde en waarin is vermeld dat klanten niet te horen kregen wie PCI is, wel dat ze eventueel te horen kregen dat hun polis is herverzekerd bij grote maatschappijen. Ten tijde van het sturen van deze e-mail in september 2005 was het de verdachten bekend dat voor de [polis 1] geen contraverzekering was afgesloten en ook voor de [polis 2] en [polis 3] -polissen was nog geen overeenkomst aangegaan met PCI. [verdachte] geeft desondanks aan [betrokkene 1] de instructie om participanten voor te liegen dat er een contraverzekeraar was en dat sprake was van herverzekeraars als Zurich-re of Swiss-re. De participanten zijn na juli 2005 er ook niet van op de hoogte gesteld dat zaken zouden worden gedaan met PCI. Over dit laatste bedrijf wisten de verdachten immers dat op eenvoudige wijze negatieve informatie via het internet kon worden verkregen. Ze wisten ook dat zij daardoor geen, dan wel veel minder, participaties zouden verkopen.
Wij zijn van mening dat de aannames gedaan de beste kennis en verwachtingen op moment van ingang van het herverzekeringsovereenkomst weerspiegelen. Elke rationeel opererende verzekeringsmaatschappij, die de best practice van de industrie volgt, zal dezelfde of zelfs meer prudente aannames gebruiken in de waardering. De resultaten verkregen uit deze waardering laten zien dat het onwaarschijnlijk is dat de herverzekeringspremie van $800.000 voldoende is om zelfs maar de netto risicopremie van PCI te dekken.”
DP), de premie voor de contraverzekering en de jaarlijkse premie om de overlijdensrisicoverzekeringspolis in stand te houden (onder 2.2.7)
4.Het eerste middel
5.Het tweede middel
6.Het derde middel
“Op het moment dat de overeenkomst met Albatros is ontbonden en we hebben ons geld terug, dan hebben we de verplichting de notaris te informeren dat er geen dekking van Albatross meer bestaat. (...) Dit maakt het belang om een nieuwe herverzekeraar te vinden nog essentiëler.”Vast staat dat Albatross geen uitkering heeft gedaan uit hoofde van de op 21 december 2004 aangegane overeenkomst en het bedrag van $ 700.000 niet heeft terugbetaald. Vanaf juli 2005 was daarom voor verdachten duidelijk dat Albatross niet zou uitkeren als [betrokkene 46] nog in leven zou zijn op 21 december 2009. De participanten zijn daarover niet geïnformeerd. Niet is gebleken dat alsnog is getracht de [polis 1] te verzekeren bij PCI.”
“NB; de klanten krijgen niet te horen wie PCI is, wel krijgen ze eventueel te horen dat hun polis is herverzekerd bij grote maatschappijen zoals Zurich-re, zwich-re etc.”De verdachten sloten namens Best Europe Invest Ltd een overeenkomst met PCI op 3 oktober 2005 voor de [polis 2] . [81] Voor de [polis 3] sloten zij op 28 juni 2006 een soortgelijke overeenkomst met PCI. [82]
Official order of the commissioner of insurance of the state of Texas”, waaruit volgens het hof samengevat volgt dat het PCI is verboden handelingen te verrichten op het gebied van verzekeringen op straffe van een boete. Volgens de steller van het middel kan uit dat document (het gaat om D-0854, voetnoot 84 in het bestreden arrest) niet de conclusie worden getrokken dat PCI geen solide verzekeringsmaatschappij was.
Emergency cease and desist order” is uitgevaardigd, kennelijk omdat PCI verzekeringen aanbood zonder dat zij daarvoor een vergunning had in de staat Texas. Dat het hof daarin een bevestiging heeft gezien dat PCI geen solide verzekeringsmaatschappij was, is niet onbegrijpelijk. Bovendien moet de overweging van het hof niet zo streng worden gelezen dat het hof (enkel) op basis van dit document de conclusie heeft getrokken dat PCI geen solide verzekeringsmaatschappij was. Het is slechts een van de vele argumenten op basis waarvan het hof heeft geoordeeld dat PCI geen betrouwbare contraverzekeraar was (en dat de verdachten dat wisten). In zoverre moet worden aangenomen dat de verdachte geen belang heeft bij cassatie.
7.Het vierde middel
Algemeen
DP] overwogen dat in werkelijkheid geen sprake was van (economisch) eigendom van een Amerikaanse overlijdensrisicoverzekering. Hetzelfde heeft het hof overwogen over het (economisch) eigendom van een herverzekering (contraverzekering). Deze contraverzekering bestond in werkelijkheid niet zodat alleen al daarom daarvan geen (economisch) eigendom kon worden verkregen.
“CLSF Trust Ill/IV heeft een Herverzekering gesloten. Mocht de Overlijdensrisicoverzekering niet voor 1 juli 2011 uitkeren, dan zal de Herverzekering uiterlijk op 1 oktober 2011 $ 10.000.000,= USD aan CLSF Trust III/IV betalen, waarna de Participanten onmiddellijk zullen worden voldaan.”In de Letter of Comfort (LOC) van HRM Advocaten is vermeld dat een juridische evaluatie is verricht door HRM Advocaten en dat is vastgesteld dat de herverzekeringsovereenkomst voorziet in volledige herverzekering van de Life Settlement Policy. Ook is hierin vermeld “
De herverzekeringsassuradeur heeft op haar beurt voor 80% haar verplichtingen uit hoofde van de 2e polis herverzekerd bij bedrijven die alle zijn gewaardeerd met AMBEST en STANDARD AND POORS “A” of hogere rating. Ik heb vastgesteld dat deze bedrijven zijn als Zurich, AIG, Hannover, Swiss RA, Royal and Sun Alliance, Copenhagen RE, AXA, St. Pauls RE, Munich RE en Allianz.”
‘de buit’, zoals [medeverdachte] dit in zijn e-mail van 24 februari 2009 noemde. [betrokkene 3] had dan ook financieel belang bij grote bedragen aan inleg door participanten. Hij heeft zich bij het opstellen van de LOC uitsluitend gebaseerd op informatie die hem is verstrekt door de verdachten. De verdachte [verdachte] heeft dit bevestigd, hij gaf [betrokkene 3] samen met [medeverdachte] informatie.
“In de contracten staat alle informatie maar die kreeg ik pas nadat ik ze getekend had. Ik had de storting al gedaan voordat ik het contract getekend had.”
hof: [betrokkene 15]). Getuige [betrokkene 15] antwoordde op de vraag wat hij over de getoonde prospectus D-013 kon verklaren dat dit een kopie was van de prospectus die hij had gebruikt naar zijn investeerders toe. Ook alle intermediairs hebben deze prospectus gebruikt.
“En als je goed kijkt naar wat er op papier staat, dan kom je eenvoudigweg tot de conclusie dat in een zestal fondsen de eigendom van de polis niet meer in het fonds zit”.Wat er overigens ook zij van deze laatste opmerking dat een polis in een fonds zou kunnen zitten, [betrokkene 3] vroeg zich af waar de eigendom lag en stelde [verdachte] hiervan in kennis.
‘We zochten iemand die de structuur goed op papier kon zetten en zich kon bemoeien met de prospectus. Zo kwamen we bij [betrokkene 3] . In die tijd hebben wij met ons drieën ons bezig gehouden met de inhoud prospectus en de inhoud van de letter of comfort.
voor gemene rekening, zo begrijpt het hof). Desgevraagd heeft zij verklaard dat er wel een Exhibit II was (
op haar kantoor, zo begrijpt het hof), maar dat dat blanco zal zijn geweest. In Nederland waren er wel documenten aanwezig (
het hof: Exhibits II) die van haar elektronische handtekening zouden zijn voorzien. Volgens [betrokkene 4] was zij geen trustee voor afzonderlijke participanten, maar alleen voor een gesloten Nederlands fonds, en wist zij
“zelfs niet eens wie er lid was van het gesloten fonds. Deze zaken werden allemaal door Quality Investments in Holland afgehandeld door hun administratiebedrijf.”[betrokkene 3] heeft, als getuige in deze zaak gehoord ter terechtzitting in hoger beroep, ook geen echte duidelijkheid op dit punt kunnen of willen geven. Hij heeft er het volgende over gezegd:
DP] overwogen dat in werkelijkheid geen sprake was van (economisch) eigendom van een Amerikaanse overlijdensrisicoverzekering. Hetzelfde heeft het hof overwogen over het (economisch) eigendom van een herverzekering (contraverzekering). Deze contraverzekering bestond in werkelijkheid niet zodat alleen al daarom daarvan geen (economisch) eigendom kon worden verkregen.
dat, wil iemand als “economisch eigenaar” van een zaak, waarvan de eigendom naar burgerlijk recht aan een ander toebehoort, kunnen worden aangemerkt, vereist is, dat economisch het belang bij die zaak geheel aan hem toekomt, hetgeen insluit, dat het risico van de waardeveranderingen en het eventuele tenietgaan van de zaak ten volle door hem wordt gedragen”. [27] Uit latere arresten van de Hoge Raad in de civielrechtelijke context blijkt dat economisch eigendom niet moet worden gezien als een begrip met zelfstandige betekenis, maar slechts als een benaming van een samenhangend complex van verbintenisrechtelijke rechten en plichten. [28] Die rechten en plichten hoeven niet steeds dezelfde te zijn, aangezien het dus gaat om een samenvattende benaming van de rechtsverhouding tussen partijen zonder zelfstandige betekenis. [29]
contraverzekeringonjuist, merk ik het volgende op. Het hof heeft geoordeeld dat er aan de zijde van de participanten geen sprake was van economisch eigendom van de contraverzekering, omdat die contraverzekering in werkelijkheid helemaal niet bestond. Van belang is verder dat het hof – zoals ik hierna bij de derde deelklacht van dit middel nog zal toelichten – niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat (kort samengevat) de verdachte al vanaf het begin van de bewezenverklaarde periode wist dat de contraverzekering in werkelijkheid niets waard was. Voorts heeft het hof onder het kopje “[d]e betrokkenheid en wetenschap van [verdachte] , [medeverdachte] en [betrokkene 3] ” in de op feit 1 primair toegespitste bewijsoverweging vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het opstellen van de in de bewezenverklaring genoemde documenten en dat [betrokkene 3] , die met het opstellen van de documenten was belast, zich met vragen omtrent de eigendom van de polissen heeft gewend tot de verdachte. Deze vaststellingen en overwegingen bieden naar mijn mening voldoende grond voor het oordeel van het hof dat de verdachte wist dat hetgeen in de geschriften werd vermeld over de economische eigendom van de contraverzekering onjuist was. Daarmee is het oordeel van het hof dus toereikend gemotiveerd.
overlijdensrisicoverzekeringonjuist was, ontoereikend is gemotiveerd, geldt het volgende. Het hof heeft onder 3.1 in het tussenkopje “De betrokkenheid en wetenschap van [verdachte] , [medeverdachte] en [betrokkene 3] ” geconcludeerd dat de verdachten betrokken waren bij het opstellen van de documenten en wisten dat daarin valse informatie was opgenomen. Ten aanzien van de betrokkenheid en wetenschap van de verdachte heeft het hof daarin onder verwijzing naar een verklaring van de verdachte vastgesteld dat [betrokkene 3] de prospectus heeft gemaakt in opdracht en met input van de verdachte en zijn medeverdachte. Uit het bestreden arrest blijkt verder dat participanten keer op keer door QI bewust verkeerd zijn geïnformeerd. Niet alleen over de contraverzekering, maar ook over het juridisch eigendom van de polissen, waaronder die van de overlijdensrisicoverzekering. Nadat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) begin juni 2010 een rectificatie van de verstrekte informatie over de eigendom van de verzekeringspolissen had afgedwongen, werd door QI een leaflet uitgebracht, met opnieuw feitelijk onjuiste informatie, omdat de eigendom van de polissen in de maanden mei tot en met juli van 2010 vanuit de trust waren ingebracht in (in)corporaties. De participanten zijn daarover bewust niet geïnformeerd, omdat dat alleen maar vragen opriep die weer zouden leiden tot nog meer vragen, zo heeft het hof in zijn bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2A ten laste gelegde overwogen (onder verwijzing naar D-2572, p. 2, inhoudende een tapgesprek tussen de medeverdachte en [betrokkene 16] , die werkzaam was voor dan wel bij QI). Voor de verdachte was van commercieel belang dat aan aspirant-participanten een aantrekkelijk beleggingsproduct kon worden voorgespiegeld en hij wist dat om die reden in de documenten valse informatie werd verstrekt. Het hof heeft onder 3.1 ten aanzien van de vermelding in de geschriften dat participanten economisch eigendom hadden van de overlijdensrisicoverzekering overwogen dat deze door onder meer [verdachte] is gedaan om participanten de indruk te geven dat zij zelf rechten en plichten hadden ten aanzien van de polis van de overlijdensrisicoverzekering. Gelet op dit commerciële belang nam de verdachte volgens het hof kennelijk minst genomen op de koop toe – en heeft hij dus bewust de kans aanvaard – dat in de documenten ook valse informatie werd verstrekt over de economische eigendom. Dat die informatie daadwerkelijk vals was, heeft het hof – zoals al is uiteengezet bij de bespreking van de eerste deelklacht van dit middel – vastgesteld onder 2.2.8 van het bestreden arrest. Daarmee is de bewijsvoering van het hof toereikend.
is verstrektdoor de verdachten. Die interpretatie van de verklaring van [betrokkene 3] is niet onbegrijpelijk, nu deze verklaring het volgende inhoudt:
8.Het vijfde middel
Periode
“Nee, en die heb ik ook nooit gehoord. Ik had er veel vertrouwen in en dat hoefde ik ook niet te weten, want ik zou toch mijn geld krijgen aan het einde van de looptijd.”Hij heeft verklaard dat hij in eerste instantie is voorgelicht door [medeverdachte] . Die heeft hem enthousiast gemaakt in de Vievestment tijd. [betrokkene 10] denkt dat hij later in de QI tijd is gebeld. Volgens [betrokkene 10] bestonden de garanties en zekerheden uit de herverzekeraar (
hof hier en verder ten aanzien van feit 2: contraverzekeraar), hij had vertrouwen in die herverzekeraar. Het is hem niet bekend dat wijzigingen in het eigendom zijn bekend gemaakt. Het rendement van 11% was voor hem reden om in te stappen in het product van QI. Hij had veel vertrouwen in de persoon [verdachte] .
hof: CEO van QI in België) over de life settlements en de beleggingen van QI, bevestigd kon worden door hem, dat hij ook zelf een advocaat in de arm kon nemen en rustig bij hem op kantoor de zaken kon laten controleren.
“Waarom zou ik gaan participeren in CLSF? ”als antwoord opgenomen:
“Alle geldstromen gaan rechtstreeks naar de Escrow Agent (Amerikaanse notaris) of Trustee in Amerika, dus om de grondlegger van CLSF, Quality Investments, heen. De uitkering geschiedt vanuit Amerika rechtstreeks naar de participant. Geen additionele kosten. Volledige openheid van zaken.”
“Van [betrokkene 32] is inmiddels ook al duidelijk dat de bancaire zaken een puinhoop zijn.”en
“Laten we eerlijk zijn jongens: Iedere advocaat moet een sluitende administratie bij houden van zijn of haar derdengelden. Dat doet [betrokkene 4] niet. Stel dat de Bar daar controle doet en ziet wat er allemaal met dat geld is gebeurd. Dat is dan dus gewoon einde oefening. Voor [betrokkene 4] maar ook voor CLSF en QI (...). Mijn punt is dat ik die mede verantwoordelijkheid niet meer kan en wil nemen.”
“Als er betaald moest worden uit de trust, dan had [medeverdachte] het voor het zeggen. De intermediairs werden uit de trust betaald. Deze betalingen werden gefactureerd op Watershed. Ik controleerde deze facturen en stuurde de gegevens voor de betaling naar de trust, dus naar [betrokkene 4] . [betrokkene 4] betaalde die facturen van de intermediairs namens Watershed. [betrokkene 4] voerde uit voor Watershed, dus voor [medeverdachte] .”
“Onze betalingen (hof: betalingen aan haar vennootschap To be Complete B.V.) kwamen vanuit Amerika of vanuit Dubai van Watershed. De betalingen waren niet transparant. [medeverdachte] mag niet aan het geld zitten wat bij de trust in Amerika zit. Het is vreemd dat [medeverdachte] wel of niet kan bepalen of het geld er aan komt. Formeel is hij niemand, want niet betrokken bij QI. In Amerika en in Dubai zit [medeverdachte] aan de knoppen te draaien. Alle betalingen waren afhankelijk van het fiat van [medeverdachte] . [medeverdachte] zat bij [betrokkene 4] op kantoor, want we hebben geskyped, en toen liet hij dat zien.”
“(...) ze zegt ja ik ben die fondsen aan het samenvoegen anders houden we open fondsen en hebben we een probleem straks met betalen.”Volgens [verdachte] voegt zij die fondsen samen en krijgt [betrokkene 16] die stukken. Hij vervolgt:
“(...) ja, we weten dat we gewoon een beetje van dat we gewoon een probleem hebben al die halve fondsen. En om nog geen slapende honden wakker te maken doen w’t op deze manier.”Als [betrokkene 16] dan opmerkt dat ze (hof: [betrokkene 4] ) dat effetjes melden, antwoordt [verdachte] :
“Ja maar dat durft ze ook via de e-mail niet snap je want dan kan allemaal officieel is ‘t natuurlijk allemaal ... (...) He. Officieel is ’t niet natuurlijk niet allemaal zoals het hoort. Dus gaat ze niet allemaal over de e-mail doen”.[betrokkene 16] merkt nog op:
“Kijk ik heb d’r wel over gehoord over dal samenvoegen, en [medeverdachte] had ook wel gevraagd van joh, regel jij dat eventjes, maar ik ben daar niet aan begonnen ... ”
“PCI heeft geen rating, als investeerders vragen om een dekking dan kunnen we alleen aangeven dat PCI claimt deze te hebben, maar dat kunnen we niet vast stellen.”
“Please be advised that with this portfolio, as with previous LE BONDING WITH QI, we have a very protected financial scheme, because if any particular bond for an individual matures prior to the death ofthe insured, QI proceeds to re bond the policy with PCI and sell it again to its investors and so on, until the insured dies. We have done it already for 2 specific cases and it works. THEREFORE THERE IS NO NEED TO USE THE REINSURANCE PROTECTION and we can keep very low the cost of reinsuring our LE bonding business.”
“Maar, wij moeten nog even goed kijken naar de datum waarop de Bond is uitgegeven. Dat is namelijk 1 februari 2008. En dat terwijl de participaties in dat fonds al eerder zijn verkocht. (...) De looptijd van de bond met de datum van de afgifte van de bond zal vragen oproepen. De participaties zijn al eerder uitgegeven. Toen was er dus nog gewoon geen bond! Het mooiste zou zijn als er een nieuwe bond zou komen met een dekkingsperiode van 60 maanden. (...) Voor Minor moet dat geen probleem zijn. Immers, de eerste 6 maanden van het contract zijn al lang verstreken. Dan moet de Bond wel helemaal opnieuw gereviewed worden. (...) de Bond is afgegeven op 1 januari 2008 terwijl er op pagina 3 wordt verwezen naar een LE van 22 februari 2008! Bijna een maand later. Hoe kun je nu een Bond afgeven op 1 januari 2008, terwijl de LE eerst afgegeven is op 25 februari 2008. (...) Eigenlijk is het maar goed dat deze mevrouw niet komt, want het barst van de fouten waar zo doorheen geprikt kan worden en waarvan ik als advocaat zou denken: “VERDACHT!”
“Soms leek het wel dat Vargas die polissen zelf in elkaar had gezet. Waarschijnlijk werd er veel geknipt en geplakt. Het was erg slordig allemaal, daarom denk ik dat Vargas het zelf had opgesteld. (...) [verdachte] had wel gezegd dat de gegevens van PCI vertrouwelijk waren.”
“Wat een honden die van Allen en Overy. We moeten dit heel goed aanpakken want we staan nu juist voor hele grote omzetten en het zou eeuwig zonde zijn om die niet waar te maken.”Uit deze reactie blijkt dat het [verdachte] er alles aan was gelegen om de naam van PCI niet bekend te laten worden. Hij wist heel goed dat (aspirant) participanten geen gelden zouden inleggen als zij wisten wie de zogenaamde contraverzekeraar was.
“Ik heb vastgesteld dat de herverzekeringsovereenkomst voorziet in volledige herverzekering van de life settlement Policy voor de volledige Face Value van (...) die door CLSF (...) wordt aangeboden (...). De herverzekeringsassuradeur heeft op haar beurt 80% (van) haar verplichtingen uit hoofde van de 2e polis herverzekerd bij bedrijven die alle zijn gewaardeerd met AMBEST en STANDARD AND POORS “A” of hogere rating. Ik heb vastgesteld dat deze bedrijven zijn als Zurich, AIG Hannover, Swiss RA, Royal and Sun Alliance, Copenhagen RE, AXA, St Pauls RE, Munich Re en Allianz.”
change of ownershiprichting de (in)corporations niet redengevend is of kan zijn met betrekking tot de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting door – kort gezegd – onjuiste uitlatingen te hebben gedaan over het eigendom van de overlijdensrisicoverzekering”. Voor zover de steller van het middel voor ogen staat dat een en ander dient te leiden tot cassatie, kan ik de steller van het middel niet volgen. Het hof heeft onder 2A bewezen verklaard dat de verdachte (in vereniging) ten aanzien van “Eigendom overlijdensrisicoverzekering en her- of contraverzekering” de participanten opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat zij telkens via een fonds en Amerikaanse trust gezamenlijk de (economische) eigendom zouden verkrijgen van Life Settlements (overlijdensrisicoverzekeringen) en van her-/contraverzekeringen”. Ook zonder enige
change of ownershipvan de overlijdensrisicoverzekering richting de (in)corporations heeft het hof tot deze bewezenverklaring kunnen komen.
“Please be advised that with this portfolio, as with previous LE BONDING WITH QI, we have a very protected financial scheme, because if any particular bond for an individual matures prior to the death of the insured, QI proceeds to re bond the policy with PCI and sell it again to its investors and so on, until the insured dies. We have done it already for 2 specific cases and it works. THEREFORE THERE IS NO NEED TO USE THE REINSURANCE PROTECTION and we can keep very low the cost of reinsuring our LE bonding business.”
Wat een honden die van Allen en Overy. We moeten dit heel goed aanpakken want we staan nu juist voor hele grote omzetten en het zou eeuwig zonde zijn om die niet waar te maken” – veelzeggend.
9.Het zesde middel
DP) rechtsopvatting, althans dat de bewijsvoering van dit medeplegen onvoldoende steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen die in het arrest met de vereiste nauwkeurigheid zijn weergegeven.
3.4. Medeplegen (feiten 1 primair en 2A primair)
In het begin was [medeverdachte] wel bij Quality betrokken. Hij was betrokken bij het samenstellen van de prospectus. Met het begin bedoel ik 2007. [medeverdachte] (hof: [medeverdachte]
) was de creatieve man. De specialist die er bij betrokken was was [betrokkene 3] . Het moest juridisch technisch kloppen. Ik en [medeverdachte] hebben [betrokkene 3] daar input voor gegeven. Op de vraag of ik met [medeverdachte] en [betrokkene 3] dit product heb bedacht en gemaakt antwoord ik dat [betrokkene 3] de prospectus heeft gemaakt met input van mij en [medeverdachte].”
: “In de basis is het hele QI gebeuren begonnen met mij en [verdachte] (hof: [verdachte]
). Ik kon inkopen en [verdachte] ging investeerders werven. We zochten iemand die de structuur goed op papier kon zetten en zich kon bemoeien met de prospectus. Zo kwamen we bij [betrokkene 3] . In die tijd hebben wij met ons drieën ons bezig gehouden met de inhoud prospectus en de inhoud van de Letter of comfort e.d. Ik heb daar zeker over meegedacht. Ik zal daar ook wel mailtjes over hebben gehad en geschreven hebben”.
“De verkooporganisatie, [verdachte] , maakt een fonds met [medeverdachte] . Die wil de markt in en tegen de mensen zeggen wat voor rendement ze maken. [verdachte] heeft overleg met [medeverdachte] over de prijs waarvoor de polis wordt verkocht aan de trust. Met het aanbieden van het rendement varieert de prijs van de polis. [medeverdachte] heeft tegelijkertijd een interessante polis en wil die polis in de trust brengen. De marge die Watershed neemt is van invloed op het rendement die op de markt wordt aangeboden. Of andersom.”
[betrokkene 3] wist heel veel van het product. Hij stuurde soms wel facturen van € 70.000 per maand. [verdachte] werd daar soms wel boos om, maar hij kon niet buiten [betrokkene 3] . [verdachte] moest bij vragen over de nuances van het product te rade bij [betrokkene 3] . Als ik stukken schreef om te publiceren moesten deze, na lezing door [verdachte] , ook altijd door [betrokkene 3] gecontroleerd worden. Daar kwamen regelmatig inhoudelijke correcties op. Alle input met betrekking tot hoor en wederhoor inzakeDe Pers
kwam van [betrokkene 3] . Ik moest dat dan weer redigeren om het niet formeel te laten zijn. [betrokkene 3] wilde wel 1 of 2 dagen, op kantoor komen zitten, maar [verdachte] en [medeverdachte] wilden dat niet.” En: “
[verdachte] en [medeverdachte] hadden naast gezamenlijke ook eigen projecten, maar ze overlegden wel alles samen.”
“Alles wat ze verkopen vind ik prima. Maar dan willen ze ook wel eens weten of die kapitalisatie er is natuurlijk hè. Want ze hebben allemaal wel eens gegoogled hè naar AAUG. Dat is een bedrijfje van 3 miljoen omzet, nou ja 3 miljoen winst. Nou dat is natuurlijk leuk, maar niet voor een portfolio van 350 miljoen.”En
“Ja, want waar wij ook ontzettend op zitten te wachten, ook in België, zijn de jaarpremies. Ze hebben nu ook gevraagd aan Amerika of ze die jaarpremie moeten geven van het jaar dat ze extra moeten betalen, want ze vragen gewoon bewijzen joh, die gasten. Ze willen gewoon zeggen: Ik heb zoveel jaar dat betaald en nou moet ik ineens het dubbele betalen, nou dan wil ik wel even zien hoe dat zit Quality. Volgens mij steken jullie de helft in jullie zak. Snap je? Dat accepteren ze zomaar niet. Dat geeft ook niet, [betrokkene 4] kan alles laten zien dat is prima. Ze moeten even werken daar, hard werken. Dus eh, wat een klerezooi allemaal man oh, oh, oh. Wij hebben de klanten nog redelijk rustig [medeverdachte] . Dus het is nog droog. Ik hoor wel via via dat ze bezig zijn om te kijken of ze Quality kunnen pakken.”
“Dus ze is bang dat al haar privé en inboedel en alles straks in beslag gaat worden genomen als het fout gaat. Dus ik zeg: Nou als het fout gaat, nou ja, dan gaat het natuurlijk echt fout?”[medeverdachte] vraagt dan:
“Hoe bedoel je? Je bent toch allang weg?”waarop [verdachte] antwoordt:
“Ja, jawel, ik ben daar wel weg. Tuurlijk wel, maar ik woon in Zwitserland zelf. En je weet nooit hoever ze terug kunnen pakken hè.”[medeverdachte] merkt op:
“Nee, en Watershed is ook een ander verhaal.”[verdachte] :
“Ja, nou ja goed. Als er 20 miljoen weg is dan gaan ze wel wat doen hoor.”[medeverdachte] :
“Maar er is geen 20 miljoen weg. Er zijn nog polissen, er zit nog waarde in Watershed.”[verdachte] :
“Belangrijk is dat er geen polis lapsed, als die lapsed is het mismanagement en is het bestuurlijk falen. En als je bestuurlijk faalt dan ben je privé aansprakelijk, en dat is een beetje het gelul.”
“Ja, maar dat is het mooie ervan. Kijk, jij hebt de verkoop gedaan, jij hebt het verkocht. Dus jij hebt niets te maken met het lapsen van polissen. Ik, ik aan mijn kant, Watershed, die heeft eh, die doet de gelden sparen in CD’s en die beheert de premies. Die zou de premies betalen. Nou ja, goed. Die koopt ook polissen in. Dus van die geldpot die er is, daar een premiepot zijn, dat moet gereserveerd staan. Daar heb ik geen contract van, hoe dat met die klant afgesproken is. Begrijp je? Ik heb geen contract met jou hoe ik mijn geld moet beheren, dat heb ik gewoon niet.”[verdachte] :
“Nee, nee maar dan komen ze natuurlijk bij mij, zo van [verdachte] jij kan nooit bij de centen komen, dus dan ...”
“Watershed kan er wel aankomen en waarom had je dat er bij moeten zetten (hof: zeggen) Jij hebt toch niks met mij te maken? Wat heb jij nou met mij van doen? Het is toch logisch dat ik aan de centen kan komen als ik het geld binnen krijg?”[verdachte] :
“Nou ja, het komt bij [betrokkene 4] binnen. [betrokkene 4] maakt het toch over.”[medeverdachte] :
“Ja, het komt bij [betrokkene 4] binnen, en het is mijn geld. En van de winst wordt jij betaald.”[verdachte] en [medeverdachte] betreuren dat een deal in december problemen geeft. [verdachte] :
“Als die allemaal door was gegaan hadden we zat geld gehad om die boot af te ronden en ook extra geld gehad. Dan hadden we gewoon kunnen varen. Twee maanden later en we waren helemaal binnen geweest.”[medeverdachte] :
“Ja”. [verdachte] :
“We moeten gewoon door [medeverdachte] , we moeten halen wat we halen kunnen. Als er maar geen polis lapsed. En wanneer gaat er toch eens eentje dood joh. Laat er toch een eentje doodflikkeren. Laten we een zooitje antrax (fon) in de rondte strooien.”
(“Ja, maar dat is het mooie ervan”), maar in werkelijkheid was sprake van een volledige samenwerking en een onderlinge verdeling van het verkregen geld. De verdachten hadden één doel voor ogen: zo veel mogelijk geld binnenhalen. [verdachte] begon zich tegelijkertijd wel zorgen te maken of het goed zou aflopen. Het idee om participanten gerust te stellen en ze te informeren dat een nieuwe contraverzekeraar werd gezocht, was een volgende leugen om te proberen om mensen geld afhandig te maken. Uit het hiervoor weergegeven gesprek blijkt immers dat [verdachte] en [medeverdachte] zelf al inzagen dat AAUG te klein was om als serieuze contraverzekeraar te kunnen presenteren.
nauwheeft samengewerkt met een aantal anderen. Voor de vraag of en in hoeverre er ook sprake was van een
bewustesamenwerking, en dus (onder meer) voor de vraag naar het opzet op de verwezenlijking van het grondfeit, moet ook worden gekeken naar de overige bewijsvoering van het hof. Nu uit die bewijsvoering volgt dat er reeds vanaf 1 januari 2007 sprake was van een plan om de participanten te misleiden, is het kennelijke oordeel dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de onjuistheid van de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen naar mijn mening niet onbegrijpelijk te noemen. Het opzet op het misleiden leidt immers zonder veel moeite tot de conclusie dat de verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de gebruikte geschriften onjuiste mededelingen werden gedaan. Dat het hof geen aandacht heeft besteed aan de vraag of en in hoeverre de verdachte van elke mededeling daadwerkelijk wist dat deze onjuist was, doet daaraan – gelet op hetgeen ik hiervoor heb vooropgesteld – niet af. Dat geldt op gelijke voet voor de uitlatingen die zijn gedaan in het kader van de bewezenverklaarde oplichting. Het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de onjuistheid van de bewezenverklaarde uitlatingen kan voldoende uit de bewijsvoering worden afgeleid.
10.Het zevende middel
11.Het achtste middel
representatiefvoor het totaal van 32 aangiftes. Het hof constateerde voorts dat
niet is betwistdat deze aangiften onjuist waren en dat de verdachte in die zaak erkende dat hij het ene gat met het andere vulde teneinde voldoende cashflow beschikbaar te hebben en dat daarom de aangiftes omzetbelasting opzettelijk te laag werden gehouden. In die omstandigheden heeft het hof, aldus de Hoge Raad, de 23 aangiften waarop de bewezenverklaring betrekking had, kennelijk beschouwd als omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan. Dat oordeel getuigde niet van een onjuiste rechtsopvatting en was – mede gelet op hetgeen de verdachte omtrent die aangiften heeft aangevoerd – niet onbegrijpelijk.
nietopgaat.
Allereerstniet omdat de verhouding 9:23 een volstrekt andere is dan (hooguit) 10:1004.
Ten tweedeniet omdat in geen enkel opzicht blijkt – en evenmin aannemelijk is – dat de tien tenlastegelegde ‘oplichtingen’
representatiefzijn voor de overige 994 ‘gevallen’ waarin mogelijk sprake is van oplichting. Dat blijkt reeds uit het feit dat een nadere analyse van de tien tenlastegelegde gevallen van oplichting leert dat de desbetreffende gevallen geenszins vergelijkbaar zijn. En
ten derdeniet, omdat niet alle overige 994 gevallen aan [verdachte] zijn voorgehouden tijdens het voorbereidend onderzoek. Sterker nog: tijdens het voorbereidend onderzoek is geen enkel separaat geval van (vermoedelijke) oplichting aan [verdachte] voorgehouden. Of in elk van die gevallen sprake is van oplichting, valt bepaald te bezien. Onderzoek is daar in ieder geval niet naar gedaan, zodat de bewezenverklaring ook om die reden in het kader van de strafmaat niet breder kan worden getrokken. En voorts (en
ten vierde) kan uit de door [verdachte] afgelegde verklaringen worden afgeleid dat hij op geen enkele moment heeft erkend dat hij de desbetreffende personen heeft opgelicht. En voor de volledigheid: indien uw hof de verdediging in de gelegenheid zou stellen om zich ten aanzien van elk van deze participanten uit te laten over de vraag of al dan niet sprake is van oplichting, dan heeft de verdediging daar veel over te zeggen.
DP] In die zaak waren vijf onjuiste aangiftes omzetbelasting tenlastegelegd en bewezenverklaard. Het hof betrof bij de strafoplegging dat in de bewezenverklaarde periode 22 onjuiste aangiften zouden zijn gedaan en becijferde het daarmee samenhangende nadeel. Het hof nam voorts in ogenschouw dat ook voorafgaand aan de tenlastegelegde periode onjuiste aangiften werden ingediend en becijferde ook het daarmee samenhangende nadeel. Het hof stelde daarbij vast dat de verdachte in het vooronderzoek door de FIOD met deze aangiften is geconfronteerd. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het hof dat de niet in de tenlastelegging genoemde onjuiste aangiften als omstandigheden konden worden beschouwd waaronder de vijf in de bewezenverklaring genoemde onjuiste aangiften zijn begaan (en dat daardoor uit die aangiften het grootschalige karakter van de fraude blijkt), niet toereikend was gemotiveerd. Daarbij nam de Hoge Raad in aanmerking dat uit het proces-verbaal van de zitting niet blijkt dat aannemelijk is geworden dat die andere aangiften opzettelijk onjuist waren gedaan (en evenmin dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven). Aldus was het oordeel dat de niet in de bewezenverklaring genoemde belastingaangiften een voor de straftoemeting relevante omstandigheid zijn, niet toereikend gemotiveerd.
“enkele tientallen al voldoende is om van een groot aantal te spreken. Vervolgens acht de rechtbank het niet van belang of [het] om [...] enkele tientallen of om 1005 gevallen gaat.”