ECLI:NL:HR:2010:BK0915
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Klacht over het niet opnemen van de verklaring van verdachte in het proces-verbaal
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte, geboren in 1967, had op 3 juni 2007 een verzoek tot aanhouding ingediend, maar stelde niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen hoger beroep in. De advocaat-generaal merkte op dat er een probleem was met de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De Hoge Raad beoordeelt in cassatie de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is, omdat de verklaring van de verdachte niet in het proces-verbaal is opgenomen. De Hoge Raad stelt vast dat het middel ervan uitgaat dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd tijdens de terechtzitting in hoger beroep, maar dat dit niet kan worden onderzocht in cassatie, aangezien dit een feitelijk onderzoek vereist.
De Hoge Raad concludeert dat het middel feitelijke grondslag mist en kan niet tot cassatie leiden. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 30 maart 2010.