ECLI:NL:HR:2012:BY0267

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04147
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsmotivering van opzet bij geweldsdelict in vereniging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 17 september 2010 te Epse, waarbij hij samen met een medeverdachte een aanzienlijk bedrag aan geld en waardevolle spullen had weggenomen van twee slachtoffers. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.P.A. van Schaik. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmotivering van het opzet op het tezamen en in vereniging plegen van geweld niet voldoende was onderbouwd. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er geweld door zijn medeverdachte zou worden gebruikt, maar de Hoge Raad stelde vast dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid dat het opzet van de verdachte ook gericht was op het geweld dat door de medeverdachte was gepleegd. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsmotivering bij geweldsdelicten, vooral wanneer meerdere verdachten betrokken zijn.

Uitspraak

20 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/04147
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 augustus 2011, nummer 21/000514-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de bewijsmotivering van het opzet op het tezamen en in vereniging plegen van geweld.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 17 september 2010 te Epse, gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 3060 euro en/of meerdere sieraden en één bril en meerdere portemonnees en een kluisje, toebehorende aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader voornoemde [betrokkene 1]
- heeft vastgepakt/gegrepen, en
- met een breekijzer op het hoofd heeft geslagen, en vervolgens
- met dat breekijzer op de arm heeft geslagen, en
- in/op/tegen het gezicht heeft geslagen."
2.2.2. De bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering die is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6.
2.3. Het Hof heeft geoordeeld dat het geen reden ziet om het door de medeverdachte toegepaste geweld niet toe te rekenen aan de verdachte, onder meer omdat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er (nog meer) geweld door de medeverdachte zou worden gebruikt. Uit de gebezigde bewijsvoering kan echter niet zonder meer volgen dat het opzet van de verdachte ook gericht was op het bewezenverklaarde, door de medeverdachte gepleegde geweld.
2.4. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 november 2012.