Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
2 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 16-jarig meisje met psychische problematiek. De verdachte, een 40-jarige man, heeft het slachtoffer midden in de nacht meegenomen naar een kamer boven zijn shoarmazaak. De Hoge Raad behandelt de vraag of er sprake is van rechtstreekse schade voor de benadeelde partij, die afstand heeft gedaan van haar in beslag genomen kledingstukken door de politie. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2019:793) en oordeelt dat er voldoende verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade. Het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij door het handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, wat niet onbegrijpelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de kledingstukken zijn weggenomen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarbij ook andere klachten over de uitspraak van het hof zijn beoordeeld en niet tot vernietiging hebben geleid.