IV.
Het vierde middel en de bespreking daarvan
Het middel
24. Het vierde middel komt op tegen het oordeel van het hof over het gebruik voor het bewijs van de resultaten van het DNA-onderzoek dat is verricht aan biologische sporen die zijn aangetroffen op de dop van de colafles en de sporttas.
Het verweer van de verdediging
25. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2022 heeft zich, blijkens meergenoemd proces-verbaal van die zitting, onder meer het volgende voorgedaan:
“De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – :
[…].
Het klopt ook dat er op een hengsel van een tas en de dop van een colafles DNA van mij is aangetroffen. Het klopt dat ik eerder heb verklaard dat dit komt omdat er sprake is geweest van overdracht van mijn DNA. Dat zou best kunnen. Het klopt dat ik [betrokkene 3] en [betrokkene 4] niet ken. Ik heb hoger beroep ingesteld, omdat de beschuldigingen jegens mij pertinent onjuist zijn. Iemand heeft mij de zwarte piet toegeschoven. Dat is de reden dat ik in hoger beroep ben gegaan.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – :
Het zou kunnen dat ik een keer in die Skoda Fabia heb gezeten, niet wetende dat die auto gestolen zou kunnen zijn. Ik heb vanuit het dossier kennis genomen van die Skoda Fabia. Maar ik herinner mij niet concreet of ik specifiek in die auto heb gezeten. Ik herinner mij niet of ik aan de autoradio heb gezeten. Als je in een auto zit raak je van alles aan.
Ik heb ook kennis genomen van de rapporten van deskundige Van Koppen.
In antwoord op vragen van mr. Roethof verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – :
[…]
Het klopt dat er in de Audi op een hengsel van een sporttas en de dop van een colafles DNA van mij is aangetroffen. Het was een enorme shock voor mij om daarvan kennis te nemen. Ik ben geen DNA-expert en heb geen flauw idee hoe mijn DNA zich kan verspreiden en daar terechtgekomen kan zijn. Nee, ik heb nog nooit in een Audi gezeten.”
26. De raadslieden van de verdachte hebben ter terechtzitting overeenkomstig meergenoemde pleitnota voorts het volgende naar voren gebracht (hier weergegeven zonder de voetnoten):
“DNA & CHRONOLOGIE: VOLDOENDE VOLGENS RECHTBANK
40. De redenering in dossier en van de rechtbank is als volgt:
a. Er is op 12 januari een Audi als vluchtwagen gebruikt. Deze ‘vluchtAudi’ is een Amersfoortse Audi (chassisnummer) met de valse kentekenplaten [kenteken 2] van de Audi van Verbruggen uit het dorp Puiflijk. Volgens technisch onderzoek zijn de [kenteken 2] -kentekenplaten van dezelfde stempelaar of pons afkomstig als de [kenteken 5] van de [a-straat] ‘spotAudi’.
b. De vluchtAudi heeft volgens [betrokkene 1] een ontmoeting gehad met een zwartkleurige SEAT [kenteken 6] .
c. Een gestolen SEAT met vals kenteken [kenteken 6] is aangetroffen vlakbij een loods in Landsmeer.
d. In de Landsmeerse loods werden colaflessen met rode dop gevonden gevuld met benzine. Er waren aanstekers soortgelijk aan de aansteker die later bij de in de brand gestoken vluchtaudi is aangetroffen.
e. In de Landsmeerse loods werden de juiste kentekenpapieren gevonden van de vluchtaudi en van de SEAT.
f. Op de bivakmuts en de aansteker bij de vluchtaudi is DNA van [betrokkene 2] .
g. [betrokkene 2] verklaart dat een ander de dop van de fles heeft opengeschroefd waar de benzine in zat.
h. Op de dop zit een mengprofiel van [verdachte] .
i. [betrokkene 2] verklaart dat hij niet de dop van de colafles heeft gedraaid.
j. In de vluchtaudi lag een sporttas met daarop ook een mengprofiel van [verdachte] . In de sporttas kun je wapens verstoppen.
k. Een Zastava en een R90-pistool zijn langs de vluchtroute van de Audi gedumpt in een gracht bij Fort Blauwkapel. Getuige A bevestigt dit verhaal.
l. De munitiedelen in het portiek bevestigen dat deze munitie met de nabij de uitgebrande auto in de gracht aangetroffen Zastava is verschoten.
m. Kortom: via de link tussen hulzen in het portiek, de direct daarna uitgebrande auto op de [a-straat] , de bij de hulzen horende Zastava in de gracht bij Fort Blauwkapel en het DNA van [verdachte] en [betrokkene 2] op de tas, bivakmuts en dop komt de rechtbank tot de conclusie dat [betrokkene 2] én [verdachte] samen met [betrokkene 8] betrokken zijn geweest bij de moord op [slachtoffer] .
n. Dat is volgens de rechtbank op zichzelf al voldoende, en wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige A, zo is de bewijsredenering.
NIET [verdachte] VOLGENS [betrokkene 2]
41. “Mijn neef is naar me toe gekomen, [betrokkene 8] die is overleden, die heeft gevraagd om een auto te verbranden voor 500 euro, ik heb een paar dagen nagedacht, toen na een paar dagen, ik zei is goed, toen heeft hij me opgehaald en meegenomen naar Utrecht, daar stond een Audi, ik ben ingestapt en hij heeft gezegd waar de flessen en de aansteker lagen. Die aansteker lag in het dashboard en de flessen op de achterbank, ik ging in een andere blauwe auto zitten en moest op hem wachten, hij reed weg en een tijd later kwam hij aanrijden, hij kwam naar de auto toe, ik ben uitgestapt en ik deed wat hij heeft gevraagd, toen zijn we naar Amsterdam gereden, Osdorp en daar de auto achter gelaten, later is de auto daar ook in brand gestoken en hij heeft me naar huis gebracht.”
42. Samengevat verklaart hij voorts dat hij
met [betrokkene 8] en een derde persoonnaar Utrecht is gereden en de Audi daar in de brand heeft gestoken.
43. Bij de RHC beroept hij zich voornamelijk op zijn verschoningsrecht. Er is echter één verklaring die voor de verdediging wezenlijk van belang is.
a.
[verdachte] heb ik niet die colaflessen zien gebruiken. U, advocaat-generaal, vraagt mij of [verdachte] hierbij was. [verdachte] was niet bij het branden, voor de rest heb ik geen weet. Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht.
44. Conclusie: hij, [betrokkene 8] en een derde persoon zijn betrokken geweest bij het in de brand steken van de auto, maar [verdachte] was er niet bij.
45. Nu kan gezegd worden dat [betrokkene 2] wel heel erg beperkt verklaart. Hij laat vele vragen onbeantwoord. [betrokkene 2] heeft echter hetzelfde probleem als cliënt, misschien nog wel meer: 1) als hij te veel verklaart, lopen hij of zijn familie mogelijk grote risico’s 2) ook [betrokkene 2] is verdachte in Eris.
46. De verklaring van [betrokkene 2] bij de RHC is in de optiek van de verdediging van eminent belang. We kunnen er niet omheen; client was er volgens hem niet bij in Utrecht. Het is ontlastend. Het haalt client weg van de PD. Als hij daar niet bij was, kan hij ook niet de schutter zijn geweest, dan wel de persoon die samen met de schutter (als we van 2 personen zouden moeten uitgaan), naar het portiek waar de aanslag plaatsvond, is gerend.
47. Eerder nog werd het gegeven dat [betrokkene 2] niet ontlastend over client verklaarde, als belastend gezien. [betrokkene 2] heeft en had er geen enkel belang bij om ontlastend over cliënt te verklaren. De vriendschap tussen beiden is niet meer. In de zaak Eris is er informatie naar boven gekomen waaruit naar voren komt dat er ook geen enkel vertrouwen is richting client van de kant van [betrokkene 2] . [betrokkene 2] die zijn hoger beroep heeft ingetrokken, kan er niets mee winnen. Toch doet hij het thans. Het is een verklaring die tot stand is gekomen zonder dat client hier enige invloed op heeft kunnen uitoefenen. Het noopt ons tot het nog voorzichtiger beschouwen van het bewijs.
48. Getuige A lijkt bovendien te verklaren dat
[betrokkene 8]bij het verbranden betrokken is geweest.
a. [betrokkene 8] heelt verteld dat
zetwee auto's in brand hebben gestoken. Ze zijn vanuit Utrecht naar Amsterdam weggereden. Daarna hebben
zede eerste auto in de brand gestoken. Daarna hebben
zeeen tweede auto in brand gestoken. Daarbij had
[betrokkene 8] een deur of een raam open gelatenwaardoor de auto niet goed verbrand is.
49. Dat is van belang vanwege de alternatieve benadering dat via [betrokkene 8] of via [betrokkene 2] DNA van [verdachte] is overgedragen. Als dit is wat getuige A heeft gehoord, dan bevestigt dit dat [betrokkene 8] zelf ook een actieve rol heeft gehad bij het verbranden. Het onderstreept dat er DNA door [betrokkene 8] kan zijn overgedragen op andere plekken.
50. Evengoed kan DNA via [betrokkene 2] zijn overgedragen, zoals gezegd.
51. Want dat moeten wij in ogenschouw houden. Dat mogen wij niet vergeten. Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 8] hadden in deze periode veelvuldig contact met client. Ze zagen en spraken elkaar vaak. En als je elkaar vaak ziet en veel met elkaar optrekt, is er een reële kans dat DNA van jou via die derden met wie je optrekt, kan worden overgedragen op voorwerpen die hen aanraken. Ik kom daar straks op terug.
DE WAARDE VAN DNA-BEWIJS IN AUTO’S: BEPERKT
52. Er is een roemruchte zaak die u te denken zou moeten geven (clip2).
53. Er is op twee plaatsen DNA-bewijs gevonden in de vluchtaudi
a. AAKA2150NL, bemonstering Coca Cola dop (AAKA2149NL), DNA-mengprofiel, minimaal 2 personen, waarbij het tenminste 10 miljoen maal waarschijnlijker is dat het DNA afkomstig is van [verdachte] , en één willekeurige onbekende persoon
b. AAKL6738NL, Sporttas achterbank Audi A5 DNA-mengprofiel, minimaal 2 personen, waarbij het tenminste 1 miljard maal waarschijnlijker is dat het DNA afkomstig is van [verdachte] , en één willekeurige onbekende persoon
54. Ten eerste merkt de verdediging op dat op één van de hulzen (spoor AAFA2140NL, p. 3607) een biologisch DNA spoor is gevonden, onvolledig, dat met niemand in het onderzoek overeenkomt.
a. Kan dit een andere man zijn dan [verdachte] of [betrokkene 2] die in het portiek was?
b. Als zijn DNA op de huls zit, is hij dan betrokken, of juist niet betrokken?
55. Ten tweede blijkt uit het proces-verbaal (p.3816) dat het hengsel van de tas in de tas hing. De verbalisant: “Nadat het portier rechts achter was geopend werd de tas op de achterbank door mij veiliggesteld. Ik zag dat de schouderband van de tas in de lege tas hing en hierdoor enigszins beschermd was tegen de hitte inwerking tijdens de brand.”
a. Zorgt hitte dat DNA-materiaal door de auto heen wervelt?
b. Kan DNA in de tas het hengsel hebben bevuild?
c. Kan de fles in de tas hebben gelegen; en is DNA dus van dezelfde secundaire bron afkomstig?
56. Ten derde gaat het bij de dop en het hengsel om een mengprofiel met tenminste één andere persoon.
Tenminste. Een discussie, in eerste aanleg en hier herhaald, is de vraag wanneer er nu overdracht heeft plaatsgevonden. Het NFI-rapport zegt dat het onbekend is
wanneerde primaire overdracht van [verdachte] op één van de andere verdachten kan hebben plaatsgevonden.
a. Het is wel bekend dat het gaat om een minimale hoeveelheid aangetroffen DNA op de coladop, waarbij geen hoofddonor en minordonor zijn afgeleid uit een onvolledig mengprofiel van minimaal twee personen. Op basis van deze gegevens acht IFS de kans op indirecte overdracht via een ander persoon op de dop en de hengsels van de tas even waarschijnlijk als de kans op directe overdracht.
b. Het biologisch materiaal op de tas is onbekend.
c. Het biologisch materiaal op de dop is epitheel, maar dat zou zowel van [verdachte] kunnen zijn als van de onbekende andere persoon of personen.
d. Op 11 mei bevestigt Kokshoorn nog eens, expliciet dat er geen hoofd- of subdonor is. Beiden dragen evenveel bij.
57. Ten vierde zegt het vergelijkbare onderzoek naar de sporttas van [betrokkene 3] dat je voorzichtig moet zijn met DNA op sporttashengsels. Op p. 4719 wordt gesproken over monster AAKLB669NL#01 (gehele hengsel van sporttas AAKL8664NL) en AAKLS6TONL#01 (het gehele hengsel en klittenbandhoes van sporttas AAKL866NL). Er is een hoofdprofiel van [betrokkene 3] en profielen van
zes andere mensen. En een onbekende vrouw.
a. Geen van deze zes personen kan herleid worden tot de aanslagpoging van de veertiende. Zijn ze toch verdacht?
b. Hoe komt het DNA-profiel van een onbekende vrouw in deze auto? In het onderzoek komen geen vrouwen voor. Het lijkt niet de vrouw [betrokkene 13] te zijn die [betrokkene 14] heeft gereden, want die heeft nooit in de auto bij [betrokkene 3] gezeten en zij heeft haar DNA afgestaan.
c. Als nu in de auto van [betrokkene 3] onbekend DNA van niet betrokken personen wordt gevonden, waarom is het DNA van [verdachte] in de Audi wel doorslaggevend?
58. Ten vijfde is DNA-bewijs in auto’s zwak.
a. In het artikel
Prevalence of DNA is vehicles: Linking an item away from a vehicle to occupancy of the vehichlewerden vijf auto's van vijf verschillende eigenaren ieder door drie verschillende gastchauffeurs een half uur bestuurd. Direct daarna werden beide handen en autosleutels bemonsterd op DNA. Totaal 15 ritten, totaal 30 bemonsterde handen: Op 13 handen van gastbestuurders zat het DNA van de eigenaar.
b. Op 4 van de 15 sleutels (die maar kort waren vastgehouden) zat het DNA van de gastbestuurder maar overwegend zat daar het DNA van de auto-eigenaar op, zoals te verwachten valt.
c. In vier gevallen werd DNA van een medebewoner van de auto-eigenaar aangetroffen, waarvan de helft van de gevallen als hoofdprofiel (!) In één geval waren er meer dan 5 donoren, in meerdere gevallen waren er meer onbekende donoren.
d. In het artikel
Prevalence of DNA is vehicles: Persistence of DNA from a temporary driver after reuse by its regular driver on items less commonly targetedbeschrijft vervolgonderzoek met dezelfde opzet waarbij andere locaties in de auto zijn onderzocht, zoals dashboardknoppen, radio, middensteun etc.
e. DNA van de partner/medebewoner van de auto-eigenaar werd vaak gevonden op en rond de bijrijdersplaats, ook als die niet recent in de auto was geweest, totaal in 21 gevallen, in 2 gevallen tot een week erna.
f. Er werd vaak DNA van onbekenden gevonden, in 7 gevallen als enig profiel.
g. In
DNA within cars: prevalence of DNA from driver, passenger and others on steering wheelswerden vier auto's grondig DNA-bemonsterd op alleen het stuur. In auto 1 werd op het stuur het DNA ontdekt van een passagier die niet zelf gereden had. “As the person had not driven the car it is likely that their DNA was deposited on the steering wheel indirectly through prior contact, with the driver or shared items.” In de tweede auto werd op het stuur het DNA van de partner van de eigenaar gevonden,
alsmede het DNA van een vriend die langer dan een maand geleden in de auto gezeten had, door indirecte overdracht. In de derde auto zat op het stuur DNA van een vriend die een uur in de auto gereden had, ongeveer een maand eerder, en verder het DNA van een passagier die tien dagen eerder in de auto had gezeten. In de vierde auto werd het DNA aangetroffen van een partner van de eigenaar en van de vorige passagier.
h. In tien van de twintig monsters zat DNA van een onbekende.
i. Conclusie van de studie: “non-self DNA acquired by drivers is transferred to their steering wheel. This foreign DNA often includes DNA from close associates, especially co-resident partners that may have been acquired by the driver prior to entering a car DNA from other associates such as friends/passengers may also be indirectly transferred to the steering wheel via the driver.”
j. Ook in Nederland heeft een vergelijkbaar onderzoek (door het NFI) plaatsgevonden, dat de bovenstaande bevindingen bevestigde. Uit dit onderzoek is gebleken dat een bepaalde proefpersoon zelfs na drie ritten in een auto geen DNA had achtergelaten, terwijl het DNA van anderen die hele kort in de auto gezeten hadden, nog heel lang na dato vindbaar was. “De één laat meer DNA achter dan de ander, dat is bekend. Maar deze persoon houdt het stuur toch een halfuur met blote handen vast. Het feit dat je geen DNA aantreft, betekent dus niet per definitie dat je niet in die auto hebt gezeten.”
k. Het is dus een grove misvatting te denken dat méér DNA automatisch betekent méér grond voor verdenking. Het feit dat een bepaald DNA-spoor beter van kwaliteit is en/of veelvuldiger gevonden wordt dan andere sporen betekent geenszins dat het dan om een daderspoor moet gaan, maar kan ook als oorzaak hebben dat de donor van die andere sporen (de werkelijke dader) een ‘zwakkere shedder’ is en/of vóór het plegen van het delict net zijn handen had gewassen of handschoenen droeg (zoals dat bij dit soort zaken standaard het geval is), of dat het DNA van die persoon door omstandigheden niet meer traceerbaar is.
l. Uit een door het Engelse FSS uitgevoerd onderzoek (Murray e.a., FSS) blijkt dat er een dermate grote variatie zit in de overdracht van aanraaksporen DNA, dat sommige personen al na 10 seconden een compleet profiel achterlaten (good shredders) terwijl anderen slechts minimale kenmerken zullen achterlaten. Ook wanneer het DNA van een good shredder indirect wordt overgebracht via een bad shredder, zal het DNA van de good shredder overheersen en het DNA van de bad shredder zelfs geheel maskeren.
m. Bovendien blijkt uit het werk van Taylor e.a. dat de belangrijkste factor die iemand tot een good shredder voor aanraaksporen maakt, is of de betreffende persoon recentelijk contact heeft gehad met de lichaamsopeningen van het hoofd; dus of deze persoon bijvoorbeeld kort geleden met de hand bij de mond is geweest. Bij een colaflesje ligt dat in de lijn der verwachtingen.
59. Ten zesde is DNA ‘besmettelijk’.
a. In
Could Secondary DNA Transfer Falsely Place Someone at the Scene of A Crimeschudden twaalf proefpersonen elkaar gedurende twee minuten de hand. Ze gebruikten vervolgens 24 messen, van twee verschillende huishoudelijke types. Messen werden steeds maar door één persoon vastgehouden. De allerhoogste hygiënische maatregelen waren van kracht. Uiteindelijk bleek dat onder deze gecontroleerde laboratorium-omstandigheden in 85% van de gevallen DNA op het mes werd aangetroffen dat van de ander was, degene die niet zelf het mes had aangeraakt. In een op de vijf gevallen was de geïdentificeerde tweede persoon volgens het DNA-onderzoek de hoofddonor of soms de enige donor. Criminal Legal News van het Human Rights Defense Center geeft een samenvatting van nog ander onderzoek:
i. In another van Oorschot experiment, 50 percent of a group who shared a jug of juice – but did not touch each other – wound up with another’s DNA on their hand.
ii. In a 2016 study, British forensic researcher Peter Gil found DNA on 75 percent of his lab’s crime scene tools, including cameras, measuring tapes, and gloves.
iii. Researchers have found that DNA can transfer through non-intimate contact from the hands of one individual to another person’s penis during urination.
iv. Researchers Graham and Rutty found that in more than 50 percent of individuals tested, someone else’s DNA was on their neck.
v. Researchers have found that 1 in 5 people have traces of someone else’s DNA under their fingernails.
vi. A 2016 study out of Canada found that a father’s DNA is often found on his daughter’s clean underwear, and in some-cases, a fragment of his sperm is there as well (presumably from the mixture of laundry in a washing machine).
vi. A study published in the International Journal of Legal Medicine found that a person could transfer DNA from a cloth that had been rubbed across someone else’s neck onto an object that he or she never touched.
60. Indirecte overdracht van of via de weekendtas is een niet uit te sluiten mogelijkheid:
a. Getuige A verklaart in het ERIS-verhoor: Naar mij kwam hij met een weekendtas; daar had hij zijn spullen natuurlijk in. Dat is wat ik weet.” En op vragen over de omgang tussen [betrokkene 8] en [verdachte] : “Eerst gingen ze veel met elkaar om, toen kreeg [betrokkene 8] een relatie met [betrokkene 15] en werd het minder en later werd het nog minder, toen het gebeurd was.”
b. Het hengsel heeft in de tas gehangen. DNA uit het binnenste van de tas kan op het hengsel zijn gekomen.
c. Als de colafles op of tegen het hengsel aan heeft gelegen, dan zijn de tas en de colafles door elkaar ‘besmet’ met [verdachte] DNA.
61. Verder kun je op geen enkele manier uitsluiten dat DNA van [verdachte] vla [betrokkene 2] op de colafles is gekomen.
IN HET ALGEMEEN GEEFT DNA ONTERECHT ZEKERHEID
62. De voorbeelden zijn legio, er is zelfs een Wikipedia-pagina over: NB: we halen het niet aan vanuit een vooringenomen complotidee dat de politie of NFI voor vervuiling heeft gezorgd in deze zaak, maar om te laten zien hoe vaak het voorkomt dat objectief onverdachte personen als verdachte worden aangemerkt door DNA-bewijs.
a. De zaak Meredith Kercher/Amanda Knox: wetenschappers lieten zien hoe gemakkelijk daar secundaire overdracht kon plaatsvinden. Er is meer kritische bespreking.
b. Een veel genoemd voorbeeld van contaminatie komt van de zaak betreffende de ‘Phantom of Heillbronn’, ooit beschouwd als de gevaarlijkste vrouw van Duitsland. Ze werd aan zes moorden op basis van DNA gekoppeld. Achteraf bleek dat met vervuilde swaps gewerkt was waardoor keer op keer haar DNA werd geplant op het bewijsmateriaal.
c. De Adam Scott-zaak: De twintigjarige Adam Scott werd beschuldigd van de verkrachting van een vrouw nadat zijn speeksel opkwam op een plastic bakje dat werd hergebruikt. Hij zat vijf maanden onterecht vast.
d. De moord die reisde door de tijd: Twee vrouwen, allebei vermoord in Engeland in 1997, en degene die het laatst was vermoord, had onder haar vingernagels het DNA van degene die het eerste was vermoord, terwijl er geen enkele onderlinge relatie was. Was de eerste vrouw uit de dood opgestaan en had ze de tweede vermoord? Uiteindelijk bleek dat de nagels van de lichamen waarschijnlijk in het forensisch lab
met dezelfde schaarwaren afgeknipt, terwijl de schaar ondertussen gewassen was. Er was nog steeds voldoende DNA om het bewijs te besmetten.
e. In Oostenrijk bleek uit wetenschappelijk onderzoek dat daar veel indirecte overdracht optrad van DNA van politiemensen. Tussen 2000-2016 zijn ongeveer 347 vervuilingsincidenten in Oostenrijk ontdekt. Bijvoorbeeld:
i. Via een camera van een politieman
ii. Indirecte overdracht via auto: na een reeks inbraken werd een mannelijk DNA-profiel gevonden op een forensisch staafje dat werd genomen van een gat dat in het raamkozijn was geboord door de overtreders. Hit met politieagent. Bleek dat politie agent die de verontreiniging veroorzaakte een dag voordat de verantwoordelijke onderzoeker naar de pd reed in dezelfde auto had gereden.
iii. Na een inbraak met een autodiefstal werd een paar handschoenen gevonden in de gestolen auto. Elke handschoen vertoonde een ander mannelijk DNA-profiel. Beide werden vervolgens gekoppeld aan agenten. De besmetting van de ene handschoen werd veroorzaakt door de verantwoordelijke onderzoeker van de PD die het bewijsmateriaal verzamelde (directe overdracht). De besmetting van de andere handschoen werd veroorzaakt doordat het bewijsmateriaal was ingepakt aan het bureau van deze persoon, die helemaal niet bij de zaak was betrokken (indirecte overdracht).
iv: Uit een recent, gepubliceerde studie blijkt dat ongeveer 67,1% van de contaminatie-incidenten in Oostenrijk wordt veroorzaakt door een pd onderzoeker en 33% van de contaminatie-incidenten door een persoon anders dan de verantwoordelijke onderzoeker van de PD, waarvan ongeveer 3,5% is veroorzaakt door een niet- betrokken persoon, wat hoogstwaarschijnlijk gevolg is van secundaire overdracht.
f. In Nederland is het bijna misgegaan bij de zaak [B] DNA op een plaats delict, terwijl die persoon aantoonbaar onschuldig is: de zaak TGO Bloemendaal. Een overval waar DNA van [B] op een touw werd gevonden op 28 april 2008. Gelukkig voor [B] zat hij tijdens de overval binnen de muren van Justitie. Want hij zat sinds 1 april 2008 vast voor de moordzaak [C] .”
27. De raadslieden hebben deze pleitnota ter terechtzitting mondeling aangevuld. Daarover houdt het zittingsverbaal, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Raadsman mr. Boorsma draagt de pleitnota voor en deelt in aanvulling daarop – zakelijk weergegeven – mede:
Tijdens de voorbereiding van deze zaak stuitte ik op een interview met mr. Bordes over het voortbouwend appel en dat in hoger beroep alleen nog de bezwaren die er tegen de beslissing van de rechtbank zijn aan bod komen. De bezwaren van de verdediging in deze zaak zijn gericht tegen het door de rechtbank geschetste scenario, de interpretatie van het DNA-bewijs en de verklaring van getuige A over het verhaal dat [betrokkene 8] hem zou hebben verteld.
Paragraaf 14: Enige tijd geleden had ik een zaak met daarin ook advocaat-generaal Zeilstra. Die zaak ging om een woninginbraak, waarbij inbrekerswerktuig met daarop DNA van de verdachte in de nabijheid van de woning was aangetroffen. Wees dat DNA op de betrokkenheid van de verdachte? Het hof heeft in die zaak geoordeeld dat louter DNA-bewijs onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
Na hervatting van de behandeling vervolgt raadsman mr. Boorsma met het voordragen van de pleitnota en deelt in aanvulling daarop – zakelijk weergegeven – mede:
Paragraaf 40h: Het betreft een mengprofiel van twee of meer personen.
Paragraaf 40n: Het OM stelt evenals de rechtbank dat puur technisch bewijs voldoende is voor een bewezenverklaring.
Paragraaf 50 en 51: Ook op andere plekken op de plaats delict is DNA van medeverdachte [betrokkene 2] aangetroffen. [betrokkene 2] is een neef van [betrokkene 8] en zij spraken elkaar dagelijks.
Paragraaf 52: De stem onder het filmpje is van mij.
Paragraaf 53a: Dit is een slecht DNA-bewijs. In het rapport over deze bemonstering staat dat het niet in de DNA-databank wordt opgenomen. Die tien miljoen waarschijnlijker klinkt als een heleboel, maar is veel minder betrouwbaar dan de één miljard waarschijnlijker op de sporttas van de achterbank van de Audi.
Paragraaf 55: De verbalisant merkte ook nog op dat de vloermat er overheen hangt.
Paragraaf 56: IFS moet NFI zijn.
Paragraaf 58a, 58d, 58g, 59a: de genoemde artikelen zijn als bijlage bij de pleitnota gevoegd.
Raadsman mr. Roethof vervolgt met het voordragen van de pleitnota en deelt in aanvulling daarop – zakelijk weergegeven – mede:
Ik weet dat het fenomeen DNA niet onbekend is bij het hof. Maar wat wij wereldwijd zien, ook in Nederland is mijn stellige overtuiging, is dat rechters in de praktijk zich makkelijk, in mijn optiek te makkelijk, kunnen laten leiden door het aantreffen van DNA. Hierover bestaat een interessant en belangrijk boek dat ik elke rechter aanraad om te lezen, namelijk
Misleading DNA Evidence, Reasons for Miscarriages of Justicevan Peter Gill. Daarin beschrijft hij hoe het misgaat als het gaat om het interpreteren van DNA-bewijs.
Er staat voor cliënt in deze zaak veel op het spel. De basis van de zaak tegen cliënt is enerzijds zijn aangetroffen DNA en anderzijds de verklaring van getuige A. Dan moet er toch even worden doorgepraat over DNA.
IFS heeft een héél belangrijk rapport geschreven dat vandaag nog niet aan de orde is geweest en dat ik nog wel wil benoemen. Het komt er op neer dat als het gaat om het DNA dat op de Coca Cola dop en het hengsel van de tas is aangetroffen directe als indirecte overdacht even waarschijnlijk is. Even waarschijnlijk dus dat de dop en het hengsel direct zijn aangeraakt als indirect. DNA geeft onterechte zekerheid.
Paragraaf 62: Uit de daar genoemde zaken blijkt hoe makkelijk het mis kan gaan en hoe besmettelijk DNA is. Uit die zaken blijkt ook dat het gegeven dat DNA op een voorwerp is aangetroffen absoluut niet betekent dat die persoon dat voorwerp heeft aangeraakt. Er moet dus heel voorzichtig met DNA worden omgegaan.
Het idee in deze zaak is dat het om een professioneel uitgevoerde liquidatie gaat. In het dossier wordt gezegd dat [betrokkene 2] handschoenen droeg. Als cliënt ermee te maken zou hebben, zou hij dan geen handschoenen hebben gedragen? Naar mijn stellige overtuiging kan het nooit zijn dat het DNA op de dop is terechtgekomen op het moment dat de dop werd losgeschroefd, onmogelijk omdat de daders handschoenen aanhadden. Als dit als uitgangspunt wordt genomen en als als uitgangspunt wordt genomen dat het DNA op het hengsel van de sporttas daar niet in de auto op is terechtgekomen, maar op enig moment en als wordt meegenomen verplaatsbare objecten dan kan cliënt niet aan de hand van dit DNA aan de Audi worden gekoppeld. Dat zijn grote stappen te ver. De verdediging wil hier benadrukken dat voorzichtig moet worden omgaan met DNA-bewijs want je weet het echt niet. En als je het in zo’n grote zaak als de onderhavige niet weet, als niet duidelijk is hoe het zit, dan moet het niet gebruikt worden. De zes andere personen die DNA in de Skoda hebben achtergelaten zijn ook niet bij de poging tot liquidatie betrokken geweest.
De rechtbank heeft gezegd, en dat is vandaag door het OM herhaald, dat de uitleg van cliënt over zijn DNA ongeloofwaardig is. Maar het probleem is dat als je niet weet hoe je DNA ergens is terechtgekomen je het dan ook niet goed kan uitleggen. Het verzoek aan het hof is om voorzichtig om te gaan met het DNA-bewijs en als het hof dat doet moet het DNA-bewijs worden uitgesloten.
Raadsman mr. Roethof vervolgt met het voordragen van de pleitnota en deelt in aanvulling daarop – zakelijk weergegeven – mede:
[…]
Bij de aan het hof toegezonden bijlagen zit een bijlage over de manier waarop in Nederland met DNA-bewijs wordt omgegaan. Het komt erop neer dat DNA heel weinig zegt en als DNA de basis moet zijn, moet er worden vrijgesproken.
De raadslieden krijgen de gelegenheid tot dupliek en mr. Boorsma deelt – zakelijk weergegeven – mede:
Natuurlijk is DNA van enige waarde. Het kan een richting op wijzen naar iemand die het gedaan kan hebben, waarbij ik kan benadruk. Maar uiteindelijk is DNA niet doorslaggevend. Dat is de nuancering die de verdediging telkens aanbrengt. In repliek wordt aan het genuanceerde standpunt van de verdediging onrecht gedaan. Het gaat erom dat er oog bestaat voor een ander scenario. Er moet worden gewaakt voor het uitgaan van één scenario. En dat is in deze zaak gebeurd. […]
Mr. Roethof deelt in aanvulling – zakelijk weergegeven – mede:
[…]
De verdediging heeft geprobeerd duidelijk te maken daar waar het over het delict zelf gaat, het schieten op de plaats delict, het aangetroffen DNA van cliënt niets zegt. Het was een ander verhaal geweest als er op een huls DNA van cliënt was aangetroffen. Op de dop van de colafles is DNA van cliënt aangetroffen en dat zou betekenen dat hij geen handschoenen aanhad. Maar op het wapen is geen DNA van cliënt aangetroffen. Er zijn twijfels en door het beperkt kunnen horen van getuige A zijn die twijfels niet weggenomen en dan is de enige mogelijke conclusie vrijspraak.”
De bespreking van het middel
28. Volgens het middel en de toelichting daarop kunnen de gebruikte resultaten van het DNA-onderzoek aan de dop van de colafles en de sporttas niet redengevend zijn voor het bewijs, aangezien het hier om DNA-sporen op verplaatsbare voorwerpen gaat en daardoor niet kan worden vastgesteld hoe en op welk moment het celmateriaal op die voorwerpen is terechtgekomen. Deze sporen zijn derhalve niet zonder meer als delict-gerelateerd aan te merken. Om die reden is de bewijsvoering van het hof in strijd met “het uitgangspunt dat een bewezenverklaring slechts mag steunen op toereikend en wettig overtuigend bewijsmateriaal”, althans is zij onbegrijpelijk, aldus het middel.
29. Anders dan de steller van het middel in navolging van het in hoger beroep gevoerde verweer lijkt te menen, is voor een bewezenverklaring niet vereist dat het daartoe gebezigde bewijs andere denkbare mogelijkheden volledig uitsluit. Toegespitst op een geval als het onderhavige ziet de rechtelijke toetsing niet op de algemene vraag of het bestaan van DNA-bewijs wellicht alternatieve scenario’s openlaat, maar op de concrete vraag of een door de verdediging aangedragen en met argumenten onderbouwd ander scenario in het licht van het in het procesdossier voorhanden materiaal en de overige uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden meer aannemelijk is.
30. Het hof heeft met de bevestiging en aanvulling van het vonnis van de rechtbank het volgende vastgesteld ten aanzien van de bedoelde DNA-sporen.Kort na de fatale schoten op het slachtoffer [slachtoffer] aan de [a-straat] in Utrecht is op de Pallas Athenedreef een Audi A5 aangetroffen die in brand stond en vermoedelijk gebruikt zou zijn bij de moord. Op de stoep ter hoogte van de voorzijde van de Audi lag een rode dop van een coca-colafles. De binnenzijde van deze dop rook naar benzine. Een spoor op de dop is veiliggesteld. Op het zitvlak van de achterbank vond de politie een sporttas. Het spoor op het hengsel daarvan is eveneens veiliggesteld. De bevindingen van het NFI ten aanzien van deze bemonsteringen zijn respectievelijk ten minste 1 miljardmaal waarschijnlijker (het hengsel) en ten minste 10 miljoenmaal waarschijnlijker (de dop) als de hypothese waar is dat de bemonsteringen DNA van de verdachte en één willekeurige onbekende persoon bevatten, dan als de hypothese waar is dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige, onbekende personen.
31. In hoger beroep is door de verdediging het algemene verweer gevoerd dat behoedzaam moet worden omgegaan met het gebruik van dergelijk DNA-bewijs, omdat uit onderzoek is gebleken dat DNA besmettelijk is en in het algemeen onterecht zekerheid geeft. De verdachte had in de periode voorafgaand aan de moord veelvuldig contact met zowel [betrokkene 8] als [betrokkene 2] , die beiden aan de plaats delict op de Pallas Athenedreef gekoppeld worden, en daarom valt volgens de verdediging de mogelijkheid niet uit te sluiten dat het DNA van de verdachte op een eerder moment via directe of indirecte overdracht op de tas en de dop terecht is gekomen.
32. Blijkens de hiervoor weergegeven bewijsvoering is het door de verdediging geschetste scenario door het hof als onaannemelijk terzijde geschoven. De overwegingen van de rechtbank waarmee het hof zich heeft verenigd, houden vooreerst in dat dit mogelijke scenario weinig concreet is. Een volgende overweging luidt dat indirecte overdracht niet voor de hand ligt, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat het DNA van [betrokkene 8] op de dop en de sporttas zit, terwijl uit de overige bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 8] de bestuurder van de auto was en dus niet degene is geweest die de dop van de colafles heeft gedraaid of op de achterbank van de auto naast de sporttas heeft gezeten. Evenals de rechtbank acht het hof evenmin aannemelijk dat voorafgaand aan de moord goederen van één van de direct bij de moord betrokken personen zijn gebruikt, want sporen op die goederen zouden juist herleid kunnen worden tot de daders. Door de desbetreffende overwegingen van de rechtbank te bevestigen heeft het hof daarbij meegewogen dat uit het dossier volgt dat in een loods in Landsmeer verschillende goederen zijn aangetroffen die geschikt zijn voor het plegen van liquidaties, te weten drie coca-colaflessen met rode dop, zonder etiket en vermoedelijk gevuld met benzine, een patroonhouder met daarin 25 patronen kaliber 7.62x39mm geschikt voor een Kalasjnikov en meerdere nieuwe aanstekers.
33. Met deze overwegingen heeft het hof, ook gelet op het gevoerde verweer van de verdediging dienaangaande, voldoende gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat en waarom het van oordeel is dat de aanwezigheid van de verdachte op het moment van de moord in de auto die is gebruikt bij de moord op [slachtoffer] steun vindt in de voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen, en dat het andersluidende scenario van de verdediging aangaande de (in)directe overdracht van het DNA van de verdachte niet aannemelijk is. Mede in aanmerking genomen dat, zoals het hof aanvullend heeft overwogen, het onderhavige DNA-bewijs is gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen waaruit het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de moord heeft afgeleid – daarover meer in de bespreking van het eerste middel hierna –, vermag ik niet in te zien waarom het hof dit DNA-materiaal niet redengevend kon achten voor het bewijs van de aan de verdachte tenlastegelegde moord. Van een onjuiste rechtsopvatting getuigt de beslissing van het hof om de resultaten van het DNA-onderzoek tot dat bewijs te bezigen dus allerminst, en ook is dat oordeel niet onbegrijpelijk. Daarbij permitteer ik mij nog de opmerking – in de schriftuur wordt dit punt op zichzelf niet aangeroerd – dat daaraan niet afdoet dat de rechtbank en in navolging van haar het hof in de verwerping van het verweer van de verdediging over de (in)directe overdracht van het DNA wel de naam van [betrokkene 8] , maar niet die van [betrokkene 2] expliciet noemt.
34. Het vierde middel faalt.