2.2.1Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 25 december 2017 te Amsterdam, opzettelijk [getuige 1] , in haar tegenwoordigheid, heeft beledigd, door haar in het gezicht te spugen.”
2.2.2De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2017268879-1 van 25 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [getuige 1] [doorgenummerde pagina’s 5-6]:
Op 25 december 2017 te 02:02 uur verscheen voor mij in het politiebureau een persoon die mij opgaf te zijn: [getuige 1] . Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op de [a-straat 1] , [plaats] op maandag 25 december 2017 te 01:30 uur.
De taxichauffeur spuugde mij in mijn gezicht. Ik voelde dat zijn spuug tegen mijn gezicht kwam in de buurt van mijn oog. Ik zag dat het spuug ook op mijn bril gekomen was. Hiervan heb ik een foto gemaakt welke bij het proces-verbaal gevoegd kan worden. Ik voelde mij hierdoor erg gekleineerd en vies. De chauffeur schreeuwde hierbij ook tegen mij. Ik was erg bang voor hem.
2. Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1300-2017268879-7 van 25 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven [doorgenummerde pagina’s 3-4]:
Op 25 december 2017 heb ik als hulpofficier van justitie van Eenheid Amsterdam te Amsterdam een mondelinge klacht ontvangen ter zake van belediging. De klaagster [getuige 1] verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over te gaan.
3. De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2020. Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de bovenste foto van pagina 13 van het dossier neemt de voorzitter namens het hof waar dat zich spuug bevindt op de bril van aangeefster [getuige 1] . Op de onderste foto op pagina 13 van het dossier neemt hij namens het hof waar dat zich spuug bevindt op het voorhoofd van aangeefster [getuige 1] .
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL 1300-2017268879-5 van 25 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] [doorgenummerde pagina’s 10-11]:
Op 25 december 2017 was ik samen met [getuige 3] en [getuige 1] (het hof begrijpt: aangeefster [getuige 1] ) in de binnenstad van Amsterdam. Wij hebben bij het red light district pizza gegeten. Hierna hebben wij een taxi aangehouden om terug te gaan naar ons hotel in Amsterdam-Noord gevestigd aan de [a-straat ] .
Toen wij aankwamen bij het hotel en uitstapten, ontstond er een discussie. De chauffeur werd boos. Hij heeft [getuige 1] (het hof begrijpt: aangeefster [getuige 1] ) in haar gezicht gespuwd.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2020. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 25 december 2017 was ik aan het werk. Ik ben taxichauffeur. Ik heb klanten bij de Warmoesstraat opgepikt. Zij moesten naar het [A] Hotel in [plaats] . Ze waren met z’n drieën: aangeefster [getuige 1] en twee mannen. Ze zaten alle drie op de achterbank. Er heeft een woordenwisseling plaatsgevonden.”
2.3.1Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een - tijdig ingediende - appelschriftuur. Dit stuk houdt onder meer het volgende in:
“De verdediging wenst de volgende getuigen te horen:
1) [getuige 1] , geboren op [geboortedatum] 1984, overige gegevens niet bekend bij ondergetekende;
2) [getuige 2] , geboren op [geboortedatum] 1991, geboren op [geboortedatum] 1991, overige gegevens niet bekend bij ondergetekende.
Wellicht dat de gegevens van voornoemde getuigen achterhaald kunnen worden via het hotel waar zij destijds verbleven, te weten het [A] Hotel , gevestigd aan de [a-straat ] te [plaats] .
De verdediging wenst de getuigen te horen nu cliënt uitdrukkelijk betwist iemand in het gezicht te hebben gespuugd (...).
Voorts betwist cliënt de gang van zaken zoals gepresenteerd door aangeefster en de getuige. Cliënt is wel in een discussie beland met aangeefster, hetgeen gelegen lag in de omstandigheid dat aangeefster de taxirit niet wilde betalen. Nu het dossier in grote lijnen bestaat uit de verklaringen van de twee voornoemde getuigen, en cliënt de lezingen van de twee getuigen uitdrukkelijk betwist, is het essentieel dat de getuigen gehoord worden. Met het oog op een goede rechtsbedeling, verzoek ik u de zaak in behandeling te nemen.
In eerste aanleg is reeds gevraagd om de getuigen te horen. De politierechter heeft het verzoek afgewezen nu niet voldaan zou zijn aan het noodzakelijkheidscriterium.
Een duidelijk verdedigingsbelang bestaat omdat het horen van de getuigen kan bijdragen aan de betwisting door de verdediging van de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen. Daarnaast heeft de verdediging er belang bij zelf de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van belastend getuigenbewijs te kunnen toetsen alsmede (aanvullende) vragen aan de getuigen te stellen waardoor de schuldvraag met betrekking tot cliënt verduidelijkt of genuanceerd wordt.”
2.3.2De getuigenverzoeken zijn blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2019 tijdens de zitting besproken. Het proces-verbaal houdt daarover het volgende in:
“De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld de verzoeken om onderzoek te doen naar voren te brengen en toe te lichten. Hij voert aan:
Ik verzoek in het belang van de verdediging om het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Voor wat betreft de motivering refereer ik aan mijn appelschriftuur van 4 oktober 2016. (...)
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter het volgende mee:
Het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] wordt afgewezen, omdat het onaannemelijk is dat de getuigen binnen een aanvaardbare termijn verschijnen, aangezien de gegevens betreffende de getuigen onvoldoende duidelijk zijn om te achterhalen waar ze verblijven.”
2.3.3Blijkens de in het dossier gevoegde pleitnota heeft de raadsman van de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 24 januari 2020 het verzoek [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen herhaald. Deze pleitnota houdt in:
“12. (...) Indien de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] worden uitgesloten van het bewijs, kan een bewezenverklaring niet volgen, redenen waarom ik u PRIMAIR wil vragen cliënt vrij te spreken.
13. Indien u de verklaringen toch wenst te gebruiken voor het bewijs, doet de verdediging hierbij een voorwaardelijk verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Het is noodzakelijk dat de getuigen gehoord worden; cliënt betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan enig strafbaar feit en de verklaringen van de twee getuigen worden uitdrukkelijk betwist. Zoals gezegd kan via het hotel een begin worden gemaakt met het achterhalen van de adresgegevens van de getuigen.”