ECLI:NL:HR:2022:1655

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
21/00814
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal van een auto met sleutel in het contact voor een supermarkt

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van diefstal van een auto. De feiten zijn als volgt: op 7 maart 2020 heeft de verdachte samen met een ander een auto, die toebehoorde aan een derde, weggenomen. De auto stond met de sleutel in het contact geparkeerd voor een supermarkt in Rotterdam. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie herhaald, met name over de vereisten voor medeplegen. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering van het hof onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat de verdachte zo nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00814
Datum15 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 februari 2021, nummer 22-000903-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 7 maart 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
een auto, die toebehoorde aan [betrokkene 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen”.
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2020 van de politie eenheid Rotterdam (...) Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 7 maart 2020 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben de eigenaar van een Peugeot 206, blauw van kleur met kentekennummer: [kenteken].
Op 7 maart 2020, omstreeks 18.30 uur, kwam ik aan op het Sandelingplein in Rotterdam bij een supermarkt. Er was geen parkeerplek waardoor ik mijn auto voor de supermarkt waar ik moest zijn parkeerde. Ik liet de sleutels in het contact van mijn auto omdat ik weer snel terug zou zijn. Mijn auto stond dus niet op slot. Toen ik rond 18.45 uur, terugkeerde naar mijn auto zag ik dat deze er niet meer stond. Hierop heb ik meteen de politie gebeld.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2020 van de politie eenheid Rotterdam (...) Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 7 maart 2020, omstreeks 18:45 uur hoorden wij via de portofoon het bericht om uit te kijken naar een blauwe Peugeot 206, voorzien van het kenteken [kenteken]. Dit voertuig was enkele minuten geleden gestolen.
Omstreeks 18:50 uur, reden wij vanuit de Mijnsherenlaan het Zuidplein op, naar de Strevelseweg. Op de Strevelseweg zagen wij een blauwe Peugeot 206 rijden. Bij de verkeerslichten met de kruising Strevelseweg / Motorstraat zag ik, [verbalisant], dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken]. Dit was het kenteken die eerder door de medewerker van het operationeel centrum was doorgegeven als zijnde gestolen.
De bestuurder bleek te zijn:
- [betrokkene 2], [geboortedatum]/1984 -
De bijrijder bleek te zijn:
- [verdachte], [geboortedatum]/2001 -
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart 2020 van de politie eenheid Rotterdam (...) Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 maart 2020 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik was met die vriend een uur naar de coffeeshop aan het zoeken. Die donkere man heb ik gisteren pas leren kennen. Ik vroeg hem de weg naar de coffeeshop. Ik heb de auto niet bestuurd en het was niet mijn idee.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat niet is vast te stellen of de verdachte het oogmerk heeft gehad om de auto zich wederrechtelijk toe te eigenen. Voorts heeft de raadsman betwist dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, [betrokkene 2]. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij een black-out had, omdat hij onder invloed van marihuana en alcohol was.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 7 maart 2020 is de verdachte samen met de medeverdachte aangetroffen in een personenauto die enkele minuten eerder was ontvreemd. Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte dermate onder invloed van verdovende middelen was dat kan worden gesproken van een comateuze toestand. Het hof acht deze verklaring van de verdachte dan ook ongeloofwaardig.
Voorts stelt het hof op basis van het dossier vast dat de verdachte samen met de medeverdachte naar een coffeeshop is geweest en blijkbaar in staat was om voldoende met de medeverdachte te communiceren. De verdachte is bij de medeverdachte in de auto gestapt waarbij het voor de verdachte voldoende duidelijk had moeten zijn dat de auto - die de medeverdachte bestuurde - niet van de medeverdachte was. De verdachte moet hebben kunnen waarnemen dat de sleutel nog in het contact zat op het moment dat zij de auto benaderden en dat niet aannemelijk is dat zijn medeverdachte de eigenaar van de auto was. Dit wordt ondersteund door de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring: ‘Het was niet mijn idee’.
Aldus blijkt naar zijn uiterlijke verschijningsvorm reeds opzet op het medeplegen van de diefstal en kan het feit wettig en overtuigend worden bewezen. Het verweer wordt dan ook verworpen.”
2.3.1
In onder meer zijn arrest van 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
2.3.2
De bewijsvoering van het hof biedt onvoldoende grond voor zijn oordeel dat de verdachte zo nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen.
2.3.3
Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 november 2022.