7.8In de zaken met de nummers SGR 19/5832, SGR 19/6292, SGR 19/6443 en
SGR 19/7996 is de doorwerking van de civiele uitspraken aldus de reden voor niet-ontvankelijkverklaring.
De bestuursrechtelijke geschillen
8. In alle niet in 7.8 genoemde zaken is niet alleen sprake van misbruik van recht door de doorwerking van de civiele uitspraken, maar maakt eiser naar inhoud, handelwijze en proceshouding ook misbruik van procesrecht. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
9. In de afgelopen twee jaar hebben deze rechtbank en de Afdeling al diverse uitspraken gedaan waarin de beroepen van eiser niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens misbruik van recht. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van deze rechtbank van 15 augustus 2018, 11 april 2019, 2 oktober 2019en 4 november 2019in het kader van Wob-procedures. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 21 augustus 2019en 8 mei 2020voormelde uitspraken van de rechtbank van 15 augustus 2018 en
11 november 2019 bevestigd.
10. De rechtbank wijst ter illustratie van de hiervoor onder 8 bedoelde handelwijze en proceshouding van eiser op de procedures met de zaaknummers SGR 19/4738 en SGR 19/4743. In deze procedures heeft eiser op 8 april 2019 aanvragen om bijzondere bijstand voor griffierecht ingediend. Verweerder heeft op deze aanvragen (primaire) besluiten genomen op 12 april 2019. Uit die besluiten blijkt dat eisers beroepen op betalingsonmacht in de onderliggende procedures (die eiser separaat aan zijn aanvragen om bijzondere bijstand heeft gedaan, maar waarover hij verweerder bij die aanvragen en daarna niet heeft geïnformeerd) al waren toegewezen. Dit belet eiser echter niet om vervolgens tóch in bezwaar te gaan, en nadien in beroep te komen. Waardoor de rechtbank thans op deze beroepen moet beslissen.
11. De rechtbank overweegt dat – evenals in de hiervoor ter illustratie beschreven gevallen – het eiser in alle hier voorliggende zaken voor zover die zien op bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechtop enig moment duidelijk is geworden of redelijkerwijs duidelijk had moeten worden dat de kosten voor het griffierecht in de onderliggende procedure niet (of niet meer) gemaakt zouden worden omdat het beroep in de onderliggende procedure niet-ontvankelijk was verklaard, dan wel omdat eisers beroep op betalingsonmacht in de onderliggende procedure was toegewezen. Desondanks heeft eiser al zijn aanvragen, bezwaren en beroepen gehandhaafd, zonder verweerder of de rechtbank te informeren wat er met de ‘onderliggende’ zaken is gebeurd. Ook door al zijn bezwaren en beroepen te handhaven terwijl eiser weet dat de kosten zich niet voordoen of niet meer zullen voordoen, maakt eiser misbruik van recht. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank geen redelijke verklaring gegeven waarom hij zijn aanvragen, bezwaren en beroepen handhaaft. Dat het, zoals eiser stelt, in een aantal gevallen gaat om een voorlopige vrijstelling, maakt het vorenstaande niet anders. De kosten doen zich immers nog steeds niet voor. Pas in het geval dat het beroep op betalingsonmacht na een voorlopige vrijstelling alsnog definitief wordt afgewezen, zouden de kosten zich voordoen. In dat geval zou eiser, zo blijkt uit artikel 6, tweede lid van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand ISD Bollenstreek 2016, binnen één maand nadat de kosten zijn gemaakt of duidelijk is geworden wat de kosten zijn die voor eigen rekening blijven een aanvraag om bijzondere bijstand kunnen indienen. Gelet hierop had eiser geen geldige reden om zijn beroepen te handhaven.
12. Hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 12 ten aanzien van het zinloos indienen en handhaven van procedures die zien op bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht, geldt ook voor de procedures met zaaknummers SGR 18/6386, SGR 19/3521 en SGR 19/4991.