ECLI:NL:RBDHA:2020:5421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand griffierechten

Op 17 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op verzoeken om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek. De verzoeker had op 30 april 2020 aanvragen voor bijzondere bijstand ingediend, welke door de ISD waren afgewezen. De verzoeker stelde dat hij niet in staat was om de griffierechten te betalen en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken prematuur waren, omdat de griffierechten nog niet waren betaald en de noodzaak voor de kosten nog niet vaststond. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor de bodemprocedures. De verzoeken werden afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.P. Brand, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/4116 en SGR 20/4117
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juni 2020 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, verweerder
(gemachtigde: mr. D.F. Rosenbaum).

Procesverloop

Op 30 april 2020 heeft verweerder besloten de aanvragen van verzoeker voor bijzondere bijstand van 18 februari 2020 (verzoekers kenmerk: abbO73O) af te wijzen, omdat de kosten waarvoor verzoeker bijzondere bijstand aanvraagt niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan (artikel 35 Pw).
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en op zondag 14 juni 2020 om 09.13 uur twee verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter doet heden uitspraak in de in de kop van deze uitspraak vermelde zaken, onder verwijzing naar alle door verzoeker in zijn verzoeken vermelde zaaknummers.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemgedingen niet.
2.1
Indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker stelt onder verwijzing naar de geplande zitting van 6 juli 2020 het navolgende: “Voor de behandeling van dit beroep op 6 juli 2020 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag heb ik een nota voor griffierecht voor € 48,00 en een herinnering ontvangen. Hierin is opgenomen dat indien dit griffierecht niet of niet tijdig wordt voldaan het beroepschrift niet ontvankelijk kan worden verklaard, Hierbij merk ik op dat de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 in totaal 37 beroepsprocedures wegens het uitblijven van een beslissing door de ISD Bollenstreek zal behandelen en dat het totale griffierecht derhalve € 1.776,00 bedraagt. Omdat het mij ten enenmale ontbreekt aan de financiële middelen om deze nota(s) te voldoen en deze heffing van griffierecht het voor mij derhalve uiterst moeilijk of zelfs onmogelijk om gebruik te maken van deze rechtsgang heb ik op 18 februari 2020 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor dit griffierecht. Helaas moet ik deze aanvraag doen bij de ISD Bollenstreek, verweerder in deze procedure. In de praktijk blijkt dat er hierdoor sprake is van een belangenconflict dat eenvoudig aangemerkt kan worden als machtsmisbruik.
Even verderop is te lezen: ”Omdat de ISD Bollenstreek in vergelijkbare bezwaarprocedures reeds heeft laten weten dat deze door de ambtelijke commissie worden onderzocht en dat alle beslistermijnen worden verdaagd zal er geen beslissing op mijn bezwaar zijn voor de behandeling van mijn beroep op 6 juli 2020 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag. Omdat ik daardoor dus het risico loop dat mijn beroepschrift niet ontvankelijk wordt verklaard verzoek ik de Rechtbank Den Haag om een voorlopige voorziening voor dit griffierecht.”
4. Volgens vaste rechtspraak kan de noodzaak voor het maken van kosten van griffierecht in beginsel worden aangenomen indien krachtens toevoeging rechtsbijstand is verleend. Indien - zoals in het geval van verzoeker - van (een) toevoeging(en) geen sprake is, dient het bijstandsverlenend orgaan zich aan de hand van de zich in concreto voordoende omstandigheden zelfstandig een oordeel te vormen over de noodzaak van de gevoerde procedure(s), zie Centrale Raad van Beroep, 2 januari 2001, LJN AJ9749.
5.1
De eerste vraag is of de kosten van griffierecht zich in de 37 door verzoeker aanhangig gemaakte zaken daadwerkelijk voordoen.
5.2
Verzoeker stelt dat de nota’s griffierecht waarvoor hij bijzondere bijstand heeft aangevraagd, betrekking hebben op 37 beroepen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat verzoeker deze nota’s griffierecht niet binnen de betaaltermijn heeft betaald. Dit betekent dat de kosten waarvoor de bijzondere bijstand is aangevraagd, niet zijn gemaakt.
5.3
Het is de voorzieningenrechter eveneens ambtshalve bekend - verzoeker vermeldt dat niet in zijn verzoekschriften - dat verzoeker in de betreffende zaken schriftelijk op diverse data (11 maart 2020, 24 maart 2020, 31 maart 2020 en 7 april 2020) een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht, zodat hij - indien dat wordt gehonoreerd - met het achterwege laten van betaling van het griffierecht niet in verzuim is in de zin van artikel 8:41, lid 6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In zoverre staan de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd nog geenszins vast.
5.4
De griffier van de rechtbank heeft conform de daarvoor geldende procedure het beroep op betalingsonmacht voorshands toegewezen, zodat vooralsnog geen griffierecht wordt geïncasseerd. De beslissing van de griffier heeft een voorlopig karakter. Dit houdt verband met de omstandigheid dat uiteindelijk de behandelend rechter beslist of het beroep van een rechtzoekende niet-ontvankelijk is vanwege het in verzuim zijn in de zin van artikel 8:41, lid 6 van de Awb. Die beslissing zal uiterlijk worden genomen ter zitting van 6 juli 2020. Dit betekent dat - als de verzoeken worden toegewezen - de kosten voor het griffierecht waarvoor verzoeker in februari 2020 bijzondere bijstand heeft aangevraagd, ook niet meer gemaakt zullen worden.
6. Uit het voorgaande volgt dat de griffierechten niet zijn betaald, dat niet vaststaat of de griffierechten ook daadwerkelijk verschuldigd zijn en dat een beslissing op het beroep op betalingsonmacht nog door de rechtbank moet worden genomen, hetgeen uiterlijk op de zitting van 6 juli 2020 zal geschieden. De conclusie is dat de verzoeken prematuur zijn en er thans geen spoedeisend belang bestaat. De voorzieningenrechter komt daarom niet toe aan bespreking van de overige in het toetsingskader van punt 4 genoemde punten. De verzoeken zullen worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 17 juni 2020 gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.