2.2Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker betoogt dat verweerder niet binnen twee weken na de door hem ingediende ingebrekestellingen een besluit op zijn aanvraag dan wel bezwaar heeft genomen en dat verweerder hem daarom een dwangsom verschuldigd is. Verzoeker stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de verzoeken om een voorlopige voorziening omdat hij op
3 januari 2020 van Krans Notarissen respectievelijk op 13 februari 2020 van Boeder Incasso bericht heeft gekregen dat de openbare verkoop (veiling) van zijn woning gepland staat op
16 maart 2020. In zijn nadere toelichting van 23 mei 2020 heeft verzoeker het standpunt ingenomen dat sprake is van afgenomen urgentie omdat de veiling niet is doorgegaan. Aangezien deze op een later tijdstip alsnog zal plaatsvinden, is er wel sprake van spoedeisendheid, aldus verzoeker.
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een financieel belang op zichzelf geen reden vormt voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor het treffen van een voorlopige voorziening zal echter niettemin aanleiding kunnen bestaan indien aannemelijk is dat verzoeker door het uitblijven van besluitvorming in een (financiële) noodsituatie geraakt voordat de rechtbank in de bodemgedingen uitspraak heeft kunnen doen.
5. De datum 16 maart 2020 is inmiddels verstreken. Uit openbare bronnenis de voorzieningenrechter gebleken dat Minister [A] voor Milieu en Wonen, hypotheekverstrekkers en woonpartijen (Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, Nationale Hypotheekgarantie en Vereniging Eigen Huis) afspraken hebben gemaakt om ervoor te zorgen dat huiseigenaren niet op straat komen te staan ten tijde van de coronacrisis. Hypotheekverstrekkers zoeken met huiseigenaren naar oplossingen en gaan in deze periode niet over tot gedwongen verkopen van woningen. Zij hebben afgesproken dat tenminste tot 1 juli 2020 niet zal worden overgegaan tot gedwongen verkopen van woningen, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld criminele activiteiten zoals fraude, wietteelt en/of het onderhouden van een drugslab. Dit blijkt uit het ‘Gezamenlijk statement hypotheekverstrekkers over gedwongen verkopen tijdens de Coronacrisis’ van
7 april 2020. Op de website www.openbareverkoop.nl wordt bij de woning van verzoeker vermeld: “Status: Uitgesteld, datum onbekend”.
6. Uit de nadere toelichting van verzoeker van 23 mei 2020 blijkt dat de veiling van zijn huis als gevolg van de coronacrisis is uitgesteld naar 20 april 2020. Dit blijkt ook uit de door verzoeker overgelegde e-mail van Krans Notarissen van 10 april 2020. Ook die veiling is echter niet doorgegaan.
7. De huidige stand van zaken, zo blijkt uit genoemde e-mail van Krans Notarissen, is dat het de notaris niet zou verbazen als de veiling pas na het zomerreces, dus niet eerder dan in september 2020, zal plaatsvinden. Zodra een nieuwe datum bekend is, zal verzoeker worden geïnformeerd, aldus Krans Notarissen.
8. Anders dan verzoeker in zijn nadere toelichting van 23 mei 2020, is de voorzieningenrechter van oordeel dat spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen is komen te ontbreken. Daargelaten de vraag of (nog) zeker is dat de openbare verkoop zal plaatsvinden, is er geen concrete datum voor een voorgenomen veiling meer bekend en zal deze blijkens de door verzoeker overgelegde stukken mogelijk niet eerder dan in september 2020 plaatsvinden. Spoedeisendheid kan in deze voorlopige voorzieningenprocedures niet enkel worden aangenomen omdat op een onzekere datum over ongeveer drie tot vier maanden mogelijk een openbare verkoop zal plaatsvinden.
9. Daarbij komt, zoals overwogen in punt 4, dat aannemelijk moet zijn dat verzoeker in een financiële noodsituatie geraakt voordat de rechtbank in de bodemgedingen uitspraak heeft kunnen doen. De rechtbank is voornemens om de aan deze voorlopige voorzieningen connexe bodemzaken op 6 juli 2020 op een zitting te behandelen. Uitgaande van de wettelijke uitspraaktermijn van zes weken, betekent dit dat ook geen sprake is van de situatie dat de uitspraak van de rechtbank niet kan worden afgewacht.
10. De verzoeken zullen dan ook worden afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.