Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
Voor zover betrokkene al belang heeft bij de klachten, meen ik dat deze falen en dat het cassatieberoep verworpen moet worden.
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
eerste onderdeelbestaat uit twee subonderdelen. Geklaagd wordt dat de rechtbank blijk geeft van een verkeerde rechtsopvatting, omdat de rechtbank oordeelt dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan op grond van een pas ter zitting aangevoerde nieuwe feitelijke grondslag (
subonderdeel 1.1), waartegen betrokkene zich niet behoorlijk heeft kunnen verweren (
subonderdeel 1.2).
onderdeel 2wordt betoogd dat de rechtbank is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, omdat zij haar beslissing grondt op gestelde eerdere incidenten en een gesteld recent agressie-incident en daarbij miskent dat de officier van justitie feiten en omstandigheden moet stellen die het afgeven van een zorgmachtiging rechtvaardigen, en dat de officier van justitie die feiten bij betwisting zal moeten bewijzen. Het onderdeel is uitgewerkt in diverse rechts- en motiveringsklachten in
subonderdeel 2.1(betreffende het oordeel van de rechtbank, voor zover daaraan de gestelde
eerdereincidenten ten grondslag zijn gelegd) en in
subonderdeel 2.2(betreffende het oordeel van de rechtbank, voor zover daaraan het gestelde
recenteagressie-incident ten grondslag is gelegd).
eerste onderdeelrichten zich met twee rechtsklachten tegen de door de rechtbank in deze zaak gebruikte grondslag voor het verlenen van de zorgmachtiging, zoals door de rechtbank weergegeven in r.o. 3.6.
subonderdeel 1.1klaagt betrokkene dat het oordeel van de rechtbank in het eerste gedeelte van r.o. 3.6. blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de rechtbank het verzoek van de officier van justitie honoreert op grond van een geheel nieuwe, pas ter terechtzitting aangevoerde feitelijke grondslag, die niet uit het verzoek of de medische verklaring blijkt. Op grond van artikel 5:17 lid 2 Wvggz moet het verzoekschrift de redenen bevatten waarom de officier van justitie van oordeel is dat aan de criteria voor [10] verplichte zorg is voldaan. In het subonderdeel wordt betoogd dat uit het stelsel van de wet volgt dat het niet toelaatbaar is dat die redenen ter zitting nog door de behandelend psychiater worden aangevuld. In ieder geval is niet toelaatbaar dat, zoals in dit geval, ter zitting (door de behandelend psychiater) nieuwe redenen worden aangevoerd die mee zouden (kunnen) brengen dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, terwijl de in het verzoekschrift van de officier van justitie aangevoerde redenen buiten beschouwing blijven en/of niet (meer) relevant (blijken te) zijn, aldus het subonderdeel.
nieuweinformatie die ter zitting door de behandelaar of andere derden aan de rechter is verschaft door deze ten grondslag gelegd mag worden aan zijn beslissing de zorgmachtiging te verlenen. Met nieuwe informatie bedoel ik feiten en omstandigheden die niet blijken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde stukken, zoals genoemd in artikel 5:17 lid 3 Wvggz.
actuelegezondheidstoestand van betrokkene, net als nadien bij de daadwerkelijke toepassing van verplichte zorg (toetsing
ex nunc). Ik verwijs hiervoor naar de volgende passage uit de wetsgeschiedenis: [30]
ex nuncaan de hand van de actuele toestand en zorgbehoefte van de betrokkene. Bovendien blijkt hieruit de functie van de mondelinge behandeling als mogelijkheid voor de rechter om nieuwe, relevante informatie in te winnen. [34] De wetgever laat hier toe dat nieuwe feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht door derden.
subonderdeel 1.1.
subonderdeel 1.2klaagt betrokkene dat sprake is van strijd met artikel 19 Rv en daarmee van een onjuiste rechtsopvatting, omdat betrokkene zich niet behoorlijk heeft kunnen verweren tegen de nieuwe feiten. Dat betrokkene zich niet voldoende heeft kunnen verweren, blijkt volgens betrokkene in het bijzonder ook uit hetgeen de rechtbank overweegt en aanbeveelt ten aanzien van eventuele volgende incidenten, namelijk het documenteren van incidenten en een en ander vervolgens aanhechten aan de medische verklaring, ter voorkoming van herhaaldelijke discussies op en rondom een zitting over wat wel of niet is gebeurd.
’,zoals het subonderdeel betoogt. Een en ander is volgens de rechtbank immers slechts ‘raadzaam’.
in de toekomstvoorkomen van discussie ter zitting tussen deze specifieke betrokkene en zijn behandelaars en de woonbegeleiders bij [A] . Gelet op de formulering van de rechtbank dat door gedetailleerde documentatie en aanhechting voorkomen kan worden dat ‘(
steeds)’ een discussie ontstaat, doelt de rechtbank kennelijk ook op in de medische verklaring opgenomen eerdere incidenten (voor februari 2024), die betrokkene ook betwist, maar die de rechtbank evenmin ten grondslag heeft gelegd aan haar beslissing.
onderdeel 2bepleit betrokkene dat de rechtbank in r.o. 3.6. is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, omdat zij daarmee miskent dat de officier van justitie feiten en omstandigheden moet stellen die het afgeven van een zorgmachtiging rechtvaardigen, en dat de officier van justitie die feiten bij betwisting zal moeten bewijzen. [41] Het onderdeel is uitgewerkt in diverse klachten in subonderdelen 2.1 en 2.2.
Betrokkene is in het verleden behandeld bij forensisch FACT in verband met geweld, bedreiging en een overval.
primairdat deze overwegingen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de rechtbank in deze procedure niet om een voorshands of voorlopig oordeel werd gevraagd, maar een beslissing ten gronde diende te nemen over de vraag of er al dan niet voldoende vaststaande gronden aanwezig waren om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.
subsidiair– samengevat weergegeven – dat de overwegingen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de rechtbank, gegeven de betwisting door betrokkene, niet als vaststaand kon aannemen en/of voorshands bewezen kon achten wat de psychiater ter zitting aanvullend naar voren heeft gebracht, althans niet zonder betrokkene een reële mogelijkheid te geven een en ander gemotiveerd te betwisten en/of tegenbewijs te leveren, ook als dat zou meebrengen dat de eventueel later te verlenen zorgmachtiging niet meer zou aansluiten op de crisismaatregel. Volgens betrokkene is het niet aanvaardbaar dat een zorgmachtiging wordt verleend op basis van omstandigheden die toevallig daags voor de zitting zijn voorgevallen, die pas ter zitting zijn aangevoerd door de psychiater en die door betrokkene worden betwist, waarbij betrokkene ook heeft aangevoerd dat de psychiater ‘het van horen zeggen’ had. Ook deze klacht faalt.
meer subsidiairdat het oordeel van de rechtbank niet (voldoende) begrijpelijk gemotiveerd is. De enkele omstandigheid dat begeleiders/behandelaren naar waarheid moeten verklaren over wat zij meemaken, kan het oordeel volgens betrokkene niet dragen. In ieder geval is het oordeel onvoldoende gemotiveerd, omdat ontoelaatbaar onduidelijk is wat het agressie-incident precies inhield. Daardoor kan niet worden beoordeeld of dat incident al dan niet redengevend kon zijn voor het verlenen van een zorgmachtiging, in het bijzonder niet of het incident een aanzienlijk risico voor een ander op lichamelijk letsel, dan wel een gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen oplevert, aldus betrokkene. Ook deze klacht faalt.
derde onderdeelis gericht tegen het slot van r.o. 3.6. Daarin oordeelt de rechtbank dat betrokkene geen beroep op wilsbekwaam verzet toekomt, omdat er een aanzienlijk risico voor een ander is op ernstig lichamelijk letsel, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij merkt de rechtbank op dat de psychiater ter zitting nog aangevuld heeft dat het vaststaat dat betrokkene meerdere psychoses heeft doorgemaakt maar dit blijft ontkennen.