Conclusie
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
hierna: het CIZ.
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
Rechter:De rechtbank heeft via mr. Janssens een verweerschrift met veel bijlagen van [de echtgenote] ontvangen. Treedt mr. Janssens namens haar op?
4. Beoordeling
3.Bespreking van het cassatiemiddel
eigen belangkan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen. [5]
eerste klachtfaalt, omdat de echtgenote wel informant, maar geen belanghebbende is in deze procedure en zij dus geen recht had tot het indienen van een verweerschrift (zie hiervoor onder 3.14). De rechtbank kon het verweerschrift van de echtgenote dus weigeren. Anders dan de klacht betoogt, kan het zijn van belanghebbende niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de echtgenote op grond van artikel 38 lid 5 Wzd in verbinding met artikel 25 lid 1 Wzd gehoord kan worden. Ook artikel 38 lid 9 Wzd en artikel 41 lid 1 Wzd bieden geen grondslag voor de opvatting dat de echtgenote als belanghebbende aangemerkt dient te worden. De in het middel aangevoerde belangrijke rol die de echtgenote in het leven van betrokkene speelt, maakt haar, gelet op het voorgaande, evenmin tot belanghebbende in deze procedure.
subklachtbevat dat de procespositie van betrokkene geschaad is door het buiten beschouwing laten van het verweerschrift van zijn echtgenote, [12] slaagt deze subklacht evenmin. Het recht op verweer van betrokkene vormt immers geen rechtvaardiging voor het indienen door de echtgenote van een verweerschrift namens betrokkene. Dat de rechtbank de echtgenote ter zitting de kans heeft gegeven om het woord te voeren en haar zienswijze te geven, strookt met haar procespositie als informant. Hetgeen zij heeft verklaard, is ook kenbaar meegewogen door de rechtbank. [13]
Namens betrokkene is bovendien door zijn advocaat mondeling verweer gevoerd ter zitting. Als de advocaat van betrokkene had gemeend dat bepaalde aspecten uit het verweerschrift van de echtgenote relevant waren voor het verweer, was de mondelinge behandeling het moment om die aspecten onder de aandacht van de rechtbank te brengen, voor zover de advocaat dat al niet gedaan heeft.
tweede klachtfaalt. Deze klacht richt zich tegen de motivering door de rechtbank van haar beslissing het verweerschrift te weigeren in r.o. 1.2. Omdat de echtgenote als informant geen verweerschrift mocht indienen, is de beslissing van de rechtbank om het verweerschrift te weigeren − zij het op andere gronden − juist. Hieruit volgt dat de rechtbank ook niet gehouden was te beoordelen of het verweerschrift voldeed aan de daaraan te stellen eisen. De tweede klacht richt zich tegen laatstgenoemde beoordeling. Uit het voorgaande volgt dat deze klacht, ook bij het eventuele slagen daarvan, niet tot cassatie kan leiden. De klacht faalt derhalve bij gebrek aan belang.
derde klachtkan aan betrokkene worden toegegeven dat de overweging van de rechtbank dat de advocaat van betrokkene kennelijk ook optreedt voor de echtgenote, onbegrijpelijk is. In het proces-verbaal is te lezen:
Rechter:De rechtbank heeft via mr. Janssens een verweerschrift met veel bijlagen van [echtgenote] ontvangen. Treedt mr. Janssens namens haar op?
ultimum remediummoet zijn. De rechtbank meent dus ten onrechte dat voldaan is aan de criteria voor de verlening van de verzochte machtiging, dan wel heeft de rechtbank dit oordeel onvoldoende gemotiveerd, aldus het onderdeel.
Geklaagd wordt dat de rechtbank de machtiging ten onrechte heeft verleend nu er nog onvoldoende gronden waren om dat te doen. Volgens het onderdeel had nader onderzoek door het Centrum voor Consultatie en Expertise (hierna: CCE) als deskundige kunnen of moeten plaatsvinden naar de noodzaak van een onvrijwillige opname alvorens de rechtbank tot deze beslissing zou kunnen komen. Ook in verband met het schenden van de volledigheids- en waarheidsplicht door het CIZ, wordt betoogd dat het uitermate belangrijk is dat de rechtbank door deskundigen wordt voorgelicht.
Verder wordt betoogd dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank voor de beoordeling van de noodzaak naar een verlengingsprocedure verwijst, terwijl een en ander in de huidige procedure onderzocht had dienen te worden.
In dit onderdeel wordt ook weer een aantal keren een beroep gedaan op het verweerschrift van de echtgenote.
a. het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel;
b. de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden;
c. de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, en
d. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
Voor zover in de toelichting op het tweede onderdeel (procesinleiding, onder 2.1) beoogd is te klagen dat niet vaststaat dat de Parkinsondementie van betrokkene ernstig nadeel oplevert, slaagt deze klacht gelet op het voorgaande niet.