ECLI:NL:CRVB:2016:4706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het college om aanvraag buiten behandeling te stellen en de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 27 februari 2015 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellante niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken om dit te doen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de keuze van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen in strijd is met het verbod op 'détournement de procédure'. Appellante stelt dat deze keuze haar minder waarborgen biedt dan wanneer de aanvraag zou zijn afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook van toepassing zijn op aanvragen op grond van bijzondere wetten zoals de WWB, tenzij expliciet anders is bepaald. De Raad heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet aan de verzoeken om aanvullende gegevens had voldaan.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante over het beleid van het college en de motivering van het besluit beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat het college geen beleidsregel had die het niet behandelen van aanvragen regelt. Aangezien appellante niet voldoende gegevens had verstrekt, was het college niet in staat om de aanvraag te beoordelen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.