ECLI:NL:CRVB:2018:876
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand dieetkosten en beoordeling draagkracht door college
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor dieetkosten ongegrond verklaarde. Appellante ontvangt sinds 17 juli 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft in mei 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 1.350,- per jaar voor dieetkosten in verband met haar chronische ziekte coeliakie. Het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet had voldaan aan het verzoek om aanvullende informatie, waaronder bankafschriften, die nodig waren om haar recht op bijstand te kunnen vaststellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 maart 2018 geoordeeld dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen. De Raad benadrukte dat het college een zekere beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van de draagkracht van de aanvrager en dat het college beleid heeft ontwikkeld dat vereist dat actuele bankgegevens worden ingeleverd om de draagkracht te kunnen beoordelen. Appellante had aangevoerd dat het college bekend was met haar financiële situatie en dat het niet nodig was om aanvullende gegevens te verstrekken, maar de Raad oordeelde dat het ontbreken van deze gegevens betekende dat het recht op bijzondere bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.