Uitspraak
Stcrt. nr. 3397 van 7 maart 2011). Bij de bestreden besluiten is afwijzend beslist op de verzoeken van appellanten om kosten te vergoeden die zij hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun bezwaren.
Stellingname in hoger beroep van appellanten
Oordeel van de Raad
(8 mei 2013 tot 15 september 2014), maar ook gedurende de eerste periode in geding (21 september 2010 tot 4 april 2013) in Thailand heeft gewoond. In dit verband heeft de Raad in aanmerking genomen dat van de zijde van [de besloten vennootschap 1] al in een vroeg stadium te kennen is gegeven dat betrokkene in beide periodes in Thailand woonde. Overigens heeft ook een medewerker van de Svb op het door [de besloten vennootschap 1] voor betrokkene ingezonden formulier ‘vaststelling toepasselijke wetgeving’ genoteerd: ‘woont niet in Nederland vanaf 27 augustus 2009’.
28 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:852. Uit die uitspraken is af te leiden dat werknemers en werkgevers in de internationale Rijnvaart desgevraagd aannemelijk moeten maken hoe hun werkzaamheden zijn onderverdeeld in arbeidstijd en arbeidsverrichtingen in de EU-lidstaat waar zij wonen en arbeidstijd en arbeidsverrichtingen in andere staten.
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover nog aangevochten na de intrekking van de hoger beroepen 18/3448 en 18/3420, behoudens voor zover deze betrekking heeft op zaak 9 en behoudens de bepalingen inzake vergoeding van griffierecht;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op zaak 9;
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten in de in de bijlage aangeduide zaken 1 tot en 8 en 10 tot en met 27 gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten in de zaken 1 tot en met 8 en 10 tot en met 27;
- bepaalt dat de Svb met inachtneming van deze uitspraak in de zaken 1 tot en met 8 en 10 tot en met 27 nieuwe besluiten op bezwaar neemt;
- bepaalt dat beroep tegen de door de Svb te nemen nieuwe besluiten alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt de Svb tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van in totaal € 1.750,-, waarvan € 250,- is bedoeld voor [de besloten vennootschap 1] , € 125,- is bedoeld voor elk van de appellanten in de zaken 24 en 26 en € 250,- is bedoeld voor elk van de appellanten in de zaken 3, 5, 7, 18 en 22;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellanten in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 5.760,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellanten het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 508,- vergoedt.
Bijlage 1
hoger beroep ingetrokken na regularisatie
[naam vaartuig 5]
hoger beroep ingetrokken na regularisatie
[naam vaartuig 4]
[naam vaartuig 6]
[naam vaartuig 6]
[betrokkene 4] )
[naam vaartuig 1]
[naam vaartuig 1]
08-05-2013 t/m 15-09-2014,
[naam vaartuig 2]
[betrokkene 20] )
[naam vaartuig 8]
[betrokkene 10] )
[naam vaartuig 10]
[betrokkene 14] )
[betrokkene 16] )
[naam vaartuig 12]
[naam vaartuig 1]
[betrokkene 18] )