ECLI:NL:CRVB:2019:1219
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- A. Stehouwer
- M. Schoneveld
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-tijdige indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechters door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het verzoek om wraking is niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De verzoeker, vertegenwoordigd door H. van der Most, mr. A. van der Weert en mr. M.M.T. Wickenhagen, heeft verklaard dat hij op 14 maart 2019 op de hoogte is geraakt van de uitspraak van 28 februari 2019, die de aanleiding vormde voor het wrakingsverzoek. Het verzoek is echter pas op 29 maart 2019 ingediend, terwijl de feiten die aanleiding gaven voor het verzoek al op 14 maart 2019 bekend waren. Dit betekent dat het verzoek niet voldoet aan de eisen van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stelt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aanleiding zijn voor het verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beslissing benadrukt dat het feit dat er op 26 maart 2019 informeel contact is gezocht met de Raad over de samenstelling van de kamer, niet afdoet aan de niet-tijdige indiening van het wrakingsverzoek. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte eisen voor het indienen van een wrakingsverzoek onderstreept.