ECLI:NL:CRVB:2019:4230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om regularisatieovereenkomst door de Sociale verzekeringsbank met betrekking tot premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek van betrokkene aan de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een regularisatieovereenkomst te sluiten met de bevoegde autoriteit in Luxemburg voor de jaren 2010, 2013 en 2014. De Svb had het verzoek afgewezen, omdat er nog een procedure liep over de fiscale aspecten van de premie volksverzekeringen. De Raad oordeelt dat de Svb niet onredelijk heeft gehandeld, maar dat betrokkene onterecht lang in onzekerheid is gelaten over zijn verzoek voor het jaar 2010. De rechtbank had het bestreden besluit vernietigd, maar de Raad heeft dit gedeeltelijk hersteld en de Svb opgedragen om een inhoudelijk besluit te nemen over het jaar 2010. De Raad benadrukt dat de Svb bevoegd is om te beslissen over de regularisatie, maar dat dit moet gebeuren in overeenstemming met de geldende wetgeving en verdragen. De uitspraak heeft ook implicaties voor de proceskosten, waarbij de Svb is veroordeeld tot betaling van de kosten van betrokkene in hoger beroep.