Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) en de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur), waarin het
Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch(hierna: het Hof) bij uitspraak van 19 april 2018, nr. 10/03797, op de voet van artikel 27ga van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vragen aan de Hoge Raad heeft voorgelegd ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. De uitspraak van het Hof is aan deze beslissing gehecht.
1.De procedure in feitelijke instanties
2.Het procesverloop bij de Hoge Raad
3.Uitgangspunten
,ECLI:NL:RBNNE:2016:1425
,het beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en de SVB opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) heeft in zijn uitspraak van 29 december 2017, nrs. 16/6454 AOW en 16/2722 AOW, ECLI:NL:CRVB:2017:4469, deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland bevestigd en de SVB opgedragen om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
.De A1-verklaring van 24 juni 2014 stond niet onherroepelijk vast toen deze aanslag werd opgelegd, ook niet toen de Inspecteur uitspraak deed op het daartegen gerichte bezwaar en – naar de Hoge Raad begrijpt – evenmin toen het Hof de onderhavige prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorlegde.
4.De prejudiciële vragen van het Hof
5.Beantwoording van de prejudiciële vragen van het Hof
.Daarom wordt deze rechtskracht beheerst door het nationale recht.
,na partijen over zijn voornemen daartoe te hebben geïnformeerd
,de (verdere) behandeling van de zaak aanhoudt totdat de A1‑verklaring onherroepelijk is komen vast te staan, blijft de tijd die hiermee is gemoeid buiten beschouwing bij de beoordeling of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor berechting van de zaak (vgl. HR 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.7.1). De periode van aanhouding is niet aan een maximum gebonden
.