Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond in de zaken vermeld in 2.25 van deze uitspraak (met dien verstande dat in de zaak met zaaknummer 18/2033 het beroep dus alleen gegrond is voor zover het de Renault Clio betreft) en in de zaak betreffende de rentebeschikking (18/2191);
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar in de zaken waarin het beroep gegrond is;
- verleent teruggaaf bpm voor de bedragen zoals genoemd in de overweging 2.25 van deze uitspraak;
- wijzigt de rentebeschikking in de zaak 18/2191 aldus dat de rente wordt berekend op basis van 5,18% met handhaving van de overige elementen van de berekening;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding in de zaken waarin geen (invorderings- of belasting)rentebeschikking voorligt;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 4.500;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrag van € 2.222,50;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 9.286 aan haar vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
“Hierbij deel ik u mede [rechter] te willen wraken voor de mondelinge behandeling van alle zaken die dienen op 10 maart 2022 bij Uw rechtbank te Breda. [rechter] heeft genoegzaam aangetoond en bewezen niet de rechten te willen waarborgen die belanghebbenden kunnen ontlenen aan het recht van de Unie en voorrang te geven aan bepalingen van het Unierecht en met misbruik van recht, misbruik van bevoegdheid en kennelijk onrechtmatig en kennelijk onregelmatig uitlegging te geven aan de draagwijdte en de betekenis van het recht.
- beroepschrift/herstel verzuim met dagtekening van 25 november 2021 in de zaak met zaaknummer 18/2033;
- pleitnota met dagtekening van 25 november 2021 in de zaak met zaaknummer 18/3248;
- e-mail ‘reactie op wrakingsverzoek’ met dagtekening van 8 maart 2022 in alle zaaknummers;
- e-mail ‘pleitaantekeningen’ met dagtekening van 9 maart 2022 in alle zaaknummers.
“U heeft niet op de uitnodigingen gereageerd dus vooralsnog ging ik uit van uw aanwezigheid.
“Voor dit hoorgesprek is op 20 juni 2018 een uitnodiging verzonden. Voor een hoorgesprek op 3 juli 2018 werd op 14 juni 2018 een uitnodiging verzonden. Bij de uitnodigingen een lijst met te bespreken dossiers, zodat de gemachtigde zich kan voorbereiden. De afspraak voor deze datums was al eerder gemaakt.
“Gisteren hadden wij telefonisch contact. U vertelde mij [belanghebbende] verhinderd is op 26 juni 2018. U bent niet bereid inzage te nemen en gehoord te worden inzake de dossiers waarbij [belanghebbende] op enigerlei wijze betrokken is. U deed het voorstel het hoorgesprek doorgang te laten vinden maar slechts dossiers van andere cliënten te behandelen.
“Op 12 juni 2018 stuurde ik u de uitnodiging voor het hoorgesprek van 26 juni 2018. Een lijst met dossiers was bijgevoegd. Voor veel dossiers betrof het een 3e of 4e uitnodiging. Op 13 juni 2018 liet u weten dat u op 26 juni 2018 slechts de dossiers wilde bespreken waarbij [belanghebbende] niet betrokken is. Ik reageerde per brief van 15 juni 2018.
“Op 30 januari 2019 heb ik u uitgenodigd voor een hoorgesprek op 29 maart 2019. Aanvangstijdstip 10:00u in het Belastingkantoor in Doetinchem.
‘Voor dit hoorgesprek is op 8 februari 2019 een uitnodiging verzonden. Bij de uitnodiging is een lijst met te bespreken dossiers bijgevoegd, zodat de gemachtigde zich kan voorbereiden.
“Op 11 maart 2020 bent u - zonder afmelding - niet verschenen op het hoorgesprek. Ik trek daar uit de conclusie dat u afziet van het recht gehoord te worden.”.
‘Voor dit hoorgesprek is op 20 augustus 2020 een uitnodiging verzonden. Bij de uitnodiging is een lijst met te bespreken dossiers bijgevoegd, zodat de gemachtigde zich kan voorbereiden. De lijst bevat 88 dossiers. Indien bekend is het kenteken vermeld.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;