Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
3.Beoordeling van het middel
,moet plaatsvinden aan de hand van het tarief dat voor de bpm geldt op het moment van registratie van het uit een andere lidstaat afkomstige motorvoertuig. Op de Nederlandse markt is er, aldus het middel, geen motorvoertuig te vinden waarvan de registratie op 31 mei 2014 heeft kunnen plaatsvinden met toepassing van het hiervoor in 2.2.1 bedoelde tarief van 2012.
Subsidiair betoogt het middel dat indien het Hof de juiste maatstaf heeft aangelegd, het Hof heeft nagelaten te onderzoeken of voorafgaand aan de eerste ingebruikneming van de auto in februari 2013 al eerder, in 2012, het eerste kentekenbewijs was afgegeven, of, als dat laatste geen objectief kenmerk zou zijn, of de auto dan ook in 2012 is gebouwd of geproduceerd.
Voor zover het middel voor de toets aan artikel 110 VWEU een beroep doet op het arrest van 27 januari 2017, faalt het. Het laatstbedoelde arrest betreft de heffing van bpm ter zake van de registratie van motorvoertuigen die voor de toepassing van artikel 110 VWEU niet als een gebruikt motorvoertuig kunnen worden beschouwd. Voor in Nederland nog niet geregistreerde nieuwe motorvoertuigen geldt dat geen bpm is geheven, zodat bpm bij de mededinging tussen die motorvoertuigen geen rol kan spelen.