Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 februari 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaatsnaam], eiser
de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders, de voorzitter Hvk
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
- tegen de ontzegging tot de digitale werkplek niet-ontvankelijk te verklaren;
- tegen het met de brief van 21 mei 2019 bekendgemaakte ordemaatregelenbesluit gegrond te verklaren en dit besluit te herroepen;
- tegen het met de brief van 29 mei 2019 bevestigde ordemaatregelenbesluit ongegrond te verklaren;
- tegen het ontslagbesluit ongegrond te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
.Verder is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
- het feit dat hij bij het ministerie van BZK en de Nationale ombudsman en vertrouwelijk bij de bestuursleden Onderzoek en Advies meldingen van vermoedens van misstanden in het Huis heeft gedaan;
- de aan hem gemaakte onspecifieke, niet onderbouwde en onterechte verwijten over deze meldingen, over de door hem geleverde input over beleidsbeslissingen en andere belangwekkende kwesties, over het door hem proberen bespreekbaar te maken, aan te kaarten en te melden van problemen met betrekking tot het intern en extern functioneren van het Huis en over de inhoud van zijn werkzaamheden als adviseur van klokkenluiders;
- de klaarblijkelijke in de periode na het bekendmaken van zijn meldingen ontstane en uitgesproken consensus tussen de voorzitter Hvk en meerdere collega’s (de brievenschrijvers) om op enig moment stappen tegen eiser te nemen om hem de organisatie uit te werken;
- het uitdrukkelijke verzoek van de brievenschrijvers in hun brief van 8 mei 2019 deze stappen "nu snel daadwerkelijk" te nemen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond op de onderdelen ontslag, dwangsom en overschrijding redelijke termijn;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat over het ontslag gaat en herroept het ontslagbesluit;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij aan eiser geen dwangsommen zijn toegekend wegens het niet tijdig beslissen op de door hem gemaakte bezwaren;
- stelt de door de voorzitter Hvk te betalen dwangsom op in totaal € 2.884,- vast;
- veroordeelt de voorzitter Hvk tot het betalen van € 750,- aan schadevergoeding aan eiser vanwege overschrijding van de redelijke termijn;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van € 750,- aan schadevergoeding aan eiser vanwege overschrijding van de redelijke termijn;
- bepaalt dat de voorzitter Hvk het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de voorzitter Hvk tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr.P.F.H.M. Terstegge, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.