ECLI:NL:CRVB:2024:1527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een ambtenaar in het belang van de dienst en de rechtmatigheid van de verlenging
In deze zaak gaat het om de schorsing van een ambtenaar, appellant, door de Commandant Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie. Appellant is geschorst in het belang van de dienst naar aanleiding van integriteitsmeldingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht de schorsing in stand heeft gelaten en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De Raad stelt vast dat de commandant in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om appellant te schorsen, gezien de aard en ernst van de meldingen. De schorsing was noodzakelijk om de rust en orde binnen de eenheid te waarborgen en om te voorkomen dat de aanwezigheid van appellant de voortgang van het onderzoek zou belemmeren. De Raad concludeert dat de commandant niet eerst alternatieven zoals mediation had hoeven onderzoeken en dat de verlenging van de schorsing proportioneel was, gezien het onderzoeksbelang. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant heeft geen recht op schadevergoeding en krijgt geen vergoeding voor proceskosten.