ECLI:NL:RBROT:2024:11530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/7672, ROT 24/7673
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij aanvragen om een verklaring omtrent gedrag (VOG) door veelprocedeerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2024, wordt geoordeeld over de aanvragen van een veelprocedeerder om een verklaring omtrent gedrag (VOG) bij de staatssecretaris. De eiser, die advocaat wil worden, heeft herhaaldelijk aanvragen ingediend die telkens zijn afgewezen vanwege een strafblad. De rechtbank stelt vast dat de eiser in eerdere procedures in het ongelijk is gesteld en dat zijn verzoeken om voorlopige voorzieningen ook zijn afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. De rechtbank concludeert dat de eiser stelselmatig misbruik maakt van recht door herhaaldelijk aanvragen in te dienen, ondanks dat hij op de hoogte is van de kansloosheid van zijn verzoeken. De rechtbank oordeelt dat het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zijn, en dit wordt gerechtvaardigd door eerdere uitspraken die misbruik van recht door de eiser vaststelden. De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbaarheid en integriteit voor de beroepsuitoefening als advocaat, en de risico's die verbonden zijn aan de strafbare feiten van de eiser. De rechtbank verklaart zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/7672, ROT 24/7673
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het beroep en uitspraak van de voorzieningenrechter op de voorlopige voorziening van 21 november 2024 in de zaken tussen

[Naam] , uit [Plaats] , eiser/verzoeker

en
de Staatssecretaris Rechtsbescherming, voorheen de Minister voor Rechtsbescherming (verder de staatssecretaris).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank in de hoofdzaak op het beroep van [Naam] in de zaak ROT 24/7672 op het beroep wegens verondersteld niet tijdig beslissen door de staatssecretaris met betrekking tot een aanvraag van [Naam] van een verklaring omtrent gedrag (VOG). De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat in de hoofdzaak een zitting achtwege blijft.
2. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter voorts op het verzoek om voorlopige voorziening van [Naam] in de zaak ROT 24/7673 wegens het verondersteld niet tijdig beslissen door de staatssecretaris op de aanvraag om een VOG. De voorzieningenrechter doet uitspraak met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, zodat ook ten aanzien van het verzoek een zitting achterwege blijft.

Beoordeling

3. De rechtbank en de voorzieningenrechter stellen vast dat de griffier ten onrechte heeft afgezien van het heffen van griffierecht. Weliswaar verkeert [Naam] in betalingsonmacht, maar uit het navolgende zal blijken dat [Naam] toch niet voor ontheffing van het griffierecht in aanmerking komt wegens misbruik van recht (zie eerder ECLI:NL:RVS:2016:2730 en ECLI:NL:CRVB:2022:105). [Naam] zal echter niet in de gelegenheid worden gesteld om alsnog het verschuldigde griffierecht te voldoen, omdat ook na voldoening daarvan het beroep en het verzoek niet ontvankelijk zijn.
4. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de misbruikintentie bij [Naam] mag worden verondersteld en dat dit alleen anders is indien er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel (bijv. ECLI:NL:RBROT:2019:4060 en ECLI:NL:RBROT:2024:11383). Die veronderstelling is gerechtvaardigd als eerder door de rechter misbruik van recht is vastgesteld (vgl. ECLI:NL:RVS:2015:3834 en ECLI:NL:CRVB:2022:880). Omdat de bestuursrechter en de civiele rechter misbruik van recht door [Naam] hebben vastgesteld (bijv. ECLI:NL:RVS:2017:3310; ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:GHDHA:2021:1080) is het veronderstellen van die misbruikintentie gerechtvaardigd.
5. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat [Naam] veelvuldig aanvragen doet om een VOG bij de staatssecretaris omdat hij advocaat wil worden. Die aanvragen zijn telkens afgewezen, dit – kortgezegd – omdat [Naam] een strafblad heeft en de strafbare feiten in de weg staan aan het kunnen uitoefen van het beroep van advocaat. Tegen die afwijzingen is [Naam] in beroep gegaan. In de beroepen is [Naam] telkens in het ongelijk gesteld (ECLI:NL:RBROT:2022:1148; ECLI:NL:RBROT:2023:4467 en ECLI:NL:RBROT:2024:267).
6. Daarnaast heeft [Naam] veelvuldig verzocht om een voorlopige voorziening in bezwaar en beroep inzake de weigering van een VOG door de staatssecretaris. Die verzoeken zijn telkens afgewezen bij gebrek aan spoedeisend belang of omdat [Naam] vraagt om procesbeslissingen in de hoofdzaak waartoe de voorzieningenrechter niet bevoegd is (ECLI:NL:RBROT:2020:3496; ECLI:NL:RBROT:2021:5682; ECLI:NL:RBROT:2021:6948; ECLI:NL:RBROT:2021:8687;
7. Tussen de stukken bevindt zich een ongedateerd besluit van de staatssecretaris waarin de aanvraag wordt afgewezen. Volgens de staatssecretaris is dit besluit verzonden op 7 augustus 2024. Net als in de eerdere besluiten tot weigering van de gevraagde VOG en de heroverweging daarvan heeft de staatssecretaris [Naam] tegengeworpen dat hij de afgelopen tien jaar onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld voor misdrijven die hem ongeschikt maken als advocaat. In dat besluit is in dit verband onder meer het volgende te lezen:
“U vraagt om een inschrijving in het beroepsregister als advocaat.
Als advocaat hebt u klanten. Uw klant kan een verdachte of getuige zijn in een rechtszaak. Hij moet u kunnen vertrouwen. U zorgt voor het recht op een eerlijk proces. Dit recht is een belangrijke drager van de Nederlandse rechtsstaat.
Tijdens uw werk krijgt u ook te maken met bijvoorbeeld opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de rechtbank. De samenleving verwacht dan ook dat een advocaat die in het beroepsregister staat, betrouwbaar is en zich houdt aan de regels van de wet.
U bent eerder in aanraking geweest met justitie, omdat u iemand heeft gestalkt, telkens weer heeft lastiggevallen of onder druk heeft gezet. Het risico is hierin gelegen dat uw klanten bang zijn of zich bedreigd en onveilig voelen. Ook is [hier] het risico dat bijvoorbeeld rechters of de politie zich bedreigd of onveilig voelen. Het stalken, bedreigen of anderszins (structureel) lastigvallen gaat niet samen met een inschrijving in het beroepsregister als advocaat.
Daarnaast bent u eerder in aanraking geweest met justitie, wegens het beledigen van een ambtenaar in functie. Het risico is hierin gelegen dat u uw klanten of mensen met wie u tijdens uw werk te maken krijgt, beledigt.
De strafbare feiten die u heeft gepleegd, zijn bij uitstek niet te verenigen met het doel van uw VOG-aanvraag. De samenleving vindt het heel belangrijk dat een advocaat betrouwbaar is en zich houdt aan de regels van de net. Doordat u te maken heeft gehad met justitie, is het risico dat klanten geen vertrouwen hebben in u of de Nederlandse rechtsstaat.”
8. Hoewel de rechtbank – in aanmerking nemend dat [Naam] stelselmatig ontkent besluiten van overheidsinstanties te ontvangen – het aannemelijk acht dat [Naam] de beschikking had over het ongedateerde besluit, heeft hij niettemin beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen en om die reden om een dwangsom en een proceskostenveroordeling gevraagd. Gelet op het eerdere procedeergedrag van [Naam] duidt deze processtrategie op misbruik van recht (zie ECLI:NL:RBROT:2024:11383, punt 10). Maar zelfs als aangenomen zou moeten worden dat [Naam] voordat hij beroep instelde niet bekend was met het besluit, dan is sprake van misbruik van recht. De rechtbank overweegt in dit verband dat de inhoudelijke gronden die [Naam] heeft aangevoerd, duiden op een herhaling van zetten, terwijl [Naam] gelet op de onder punt 5 genoemde uitspraken van de rechtbank had moeten begrijpen dat zijn aanvraag en beroep kansloos zijn (vgl. ECLI:NL:CRVB:2023:1523, punt 4.4.9).
9. Gelet hierop maakt [Naam] met het wederom indienen van een VOG-aanvraag en het instellen van beroep wegens niet tijdig beslissen misbruik van recht. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Het verzoek om voorlopige voorziening deelt in dit lot. Ook dit is wegens misbruik van recht bij het indienen van een zoveelste kansloos verzoek niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht. De voorzieningenrechter wijst hiervoor naar de onder punt 6 genoemde uitspraken.

Conclusie en gevolgen

11. Wegens misbruik van recht worden zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2024.
De griffier en de (voorzieningen)rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Voorzieningenrechter / rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak in de hoofdzaak staat verzet open. Tegen deze uitspraak staat voor zover het de voorlopige voorziening betreft geen rechtsmiddel open.