ECLI:NL:RBROT:2023:7796
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake afgewezen aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Verzoeker had op 10 januari 2023 een VOG aangevraagd, maar de minister voor Rechtsbescherming heeft deze aanvraag op 1 maart 2023 afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is op 23 juni 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld met zaaknummer ROT 23/4554 en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld, omdat het kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter legt uit dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval heeft verzoeker aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de verstrekking van de VOG, omdat hij deze nodig heeft om te solliciteren als advocaat. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Hij ontvangt nog steeds een Wajong-uitkering en er is geen financiële noodsituatie aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker de behandeling van de bodemzaak kan afwachten en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, voorzieningenrechter, en is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.